TIJDENS DE TWEEDE VESPERS VAN HET LITURGISCHE FEEST VAN DE BEKERING VAN DE H. APOSTEL PAULUS TER AFSLUITING VAN DE 101E INTERNATIONALE BIDWEEK VOOR DE EENHEID VAN DE CHRISTENENIn de Pauselijke Basiliek Sint-Paulus buiten de Muren, Rome
(Soort document: Paus Benedictus XVI - Homilie)
Paus Benedictus XVI -
25 januari 2009
Wij hebben de keuze van deze passage uit de profeet Ezechiël te danken aan onze broeders uit Korea, die zich door deze bladzijde uit de Bijbel bijzonder aangesproken voelden, zowel als Koreaan als in de hoedanigheid van Christenen. In de verdeling van het Joodse volk in twee koninkrijken, zagen zij zich als kinderen van één enkel land dat door politieke gebeurtenissen verdeeld werd in een noordelijk en een zuidelijk deel. Hun ervaring heeft hen geholpen het drama van de verdeeldheid van de Christenen beter te verstaan. En nu verschijnt in het licht van dit woord Gods dat onze Koreaanse broeders kozen en iedereen aanbieden, een waarheid vol hoop: God belooft Zijn volk een nieuwe eenheid, die voor alle naties teken en instrument van verzoening en vrede moet zijn, ook op historisch vlak. De eenheid die God Zijn Kerk geeft en waarvoor wij bidden, is natuurlijk een gemeenschap in spirituele zin, in geloof en liefde; maar wij weten dat deze eenheid in Christus ook op sociaal vlak, in de relaties tussen de landen en voor heel de menselijke familie, een kiem van broederlijkheid betekent. Het is de gist van het Rijk Gods die heel het deeg doet rijzen
Vgl. Mt. 13, 33
. In die zin is het gebed dat wij deze dagen laten opstijgen en dat verwijst naar de profeet Ezechiël, ook tot voorspraak geworden voor de verschillende conflictsituaties die de mensheid momenteel treffen. Waar het woord van mensen machteloos wordt, want het tragische lawaai van geweld en wapens overheerst, is de profetische kracht van het woord Gods aanwezig en het herhaalt ons dat vrede mogelijk is en dat wij instrumenten van verzoening en vrede moeten zijn. Daarom vraagt ons gebed voor de eenheid en de vrede altijd dat het ondersteund zou worden door moedige gebaren van verzoening onder ons, Christenen. Ik denk nogmaals aan het Heilig Land: hoe belangrijk is het dat de gelovigen die daar leven, evenals de pelgrims die erheen gaan, aan iedereen het getuigenis bieden dat de verscheidenheid van ritussen en tradities geen belemmering zou moeten zijn voor wederzijds respect en broederliefde. In de legitieme verscheidenheid van de posities, moeten wij de eenheid zoeken in het geloof, in ons fundamenteel "ja" aan Christus en Zijn enige Kerk. Zo zullen de verschillen niet meer een hinder zijn die ons scheidt, maar een rijkdom in de veelheid van uitdrukkingen van het gemeenschappelijk geloof.