Kardinaal Pizzardo - 30 juni 1952
{...}
Deze Hoogst Heilige Congregatie verordent dat de heilige voorschriften van canons Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917) en Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917) getrouw worden nageleefd : “De Allerheiligste Eucharistie dient bewaard te worden in de meest uitgelezen en eerbiedwaardige plaats in de kerk en daarom als regel in het hoofdaltaar tenzij een ander meer geschikt en gepast lijkt voor de verering en de eredienst voor dit zo groot sacrament ... De Allerheiligste Eucharistie moet bewaard worden in een onbeweeglijk tabernakel, geplaatst in het middendeel van het altaar."
{...}
De kerkelijke kunst heeft, zoals haar naam reeds zegt, tot taak en doel op voorbeeldige wijze bij te dragen tot de waardigheid van het godshuis, alsmede het geloof en de aandacht te stimuleren van hen, die de kerk bezoeken om de godsdienstoefening bij te wonen en de gaven van de hemel af te smeken. Derhalve is zij door de Kerk met constant gelijkblijvende zorg en waakzame ijver omringd; zij moest in volledige overeenstemming zijn met Haar wetten, die ontsproten zijn aan de geloofsleer en de gezonde ascese, waardoor zij met recht de titel van gewijde kunst voor zich zou kunnen opeisen.
In dit verband verdient het aanbeveling een woord van de Zalige Paus Pius X aan te halen, waarmede Hij Zijn wijze richtlijnen voor de kerkelijke muziek opstelde: "Er mag in het heiligdom derhalve niets geschieden, dat de aandacht en devotie der gelovigen kan storen of ook slechts verminderen; niets, wat een gegronde reden tot afkeer of ergernis zou kunnen geven; vooral niets, dat de plaats van het gebed en van de Majesteit Gods niet waardig zou zijn". H. Paus Pius X, Motu Proprio, Instructie over de gewijde muziek, Tra le sollecitudini - Inter sollicitudines (20 nov 1903)
Reeds van de eerste eeuwen der Kerk af heeft daarom het Tweede Concilie van Nicea de ketterij der beeldenstormers veroordeeld, de verering van heiligenbeelden bevestigd en met zware straffen bedreigd degenen, die het waagden "ten onrechte iets uit te denken, wat zou indruisen tegen de kerkelijke bepalingen". Concilie van Trente, 23e Zitting - Leer over de heilige Wijding, Sessio XXIII - Doctrina de sacramento ordinis (15 juli 1563)
De kerkvergadering van Trente echter geeft in haar 25ste zitting zeer wijze wetten inzake de Christelijke iconografie en sluit met de volgende ernstige vermaning aan de bisschoppen: "Tenslotte moeten door de Bisschoppen met betrekking tot deze zaken grote waakzaamheid en zorg aan de dag worden gelegd, opdat niets ongeordende of verkeerds en ondoordacht verordend, niets wereldlijks en niets oneerbaars tot uitdrukking komt, omdat aan het Huis Gods heiligheid toekomt". Concilie van Trente, 25e Zitting - Decreet over de verering van relikwieën van heiligen en over de afbeeldingen van heiligen, Sessio XXV - De invocatione, veneratione et reliquiis Sanctorum et sacris imaginibus (3 dec 1563)
Opdat het voorschrift van het Concilie van Trente over de heilige voorstellingen getrouw zou worden uitgevoerd, heeft Paus Urbanus VIII er nog bijzondere aanwijzingen aan toegevoegd: "wat voor de ogen der gelovigen getoond wordt", zo verklaart Hij, "mag niet de indruk van het ongeordende en het ongewone opwekken, maar moet tot aandacht en tot vroomheid stemmen …"
'Tenslotte vat het Kerkelijk Wetboek de gehele kerkelijke wetgeving over de Christelijke kunst in de hoofdzaken samen (can. Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917)). Bijzondere nadruk verdienen de voorschriften van Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), waardoor de ordinarii verplicht worden er voor te waken, "dat vooral in de eredienst niets worde toegelaten, dat aan het geloof vreemd is of niet in overeenstemming met de kerkelijke traditie", en verder de voorschriften van Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), waardoor "zonder meer iedere afdruk verboden wordt van voorstellingen, welke afwijken van de zin en de bedoelingen der Kerk".
Ook in de laatste tijd heeft de Apostolische Stoel opnieuw de abnormale vormen en profaneringen in de kerkelijke kunst veroordeeld. En men behoeft geen waarde te hechten aan de tegenwerping, die dikwijls wordt gemaakt, dat namelijk de kerkelijke kunst zich moet aanpassen aan de behoeften en verhoudingen van de nieuwe tijden. Ontstaan met de christelijke gemeenschap heeft de kerkelijke kunst haar eigen doelstellingen, waaraan zij zich te houden, heeft en haar eigen taak, die haar voortdurend plichten oplegt. Derhalve heeft Pius XI, zaliger nagedachtenis, in een rede ter gelegenheid van de opening der nieuwe Vaticaanse Pinacotheek, een zekere z.g, "nieuwe kunst" ter sprake gebracht en de volgende ernstige woorden daarover gesproken: "Overigens hebben Wij dit reeds meermalen tegenover mannen der kunst en kerkelijke herders uitgesproken: "Onze hoop, Onze vurige wens, Onze wil kan slechts zijn, dat de canonieke wet in acht wordt genomen, die ook in het Kerkelijk Wetboek duidelijk is omschreven en vastgelegd, dat namelijk een dergelijke kunst in onze kerken niet geduld kan worden en nog veel minder ertoe geroepen kan worden om haar op te bouwen, haar om te vormen en te versieren. Maar wijd openen Wij alle deuren voor en begroeten Wij alleroprechtst iedere goede en vooruitstrevende ontwikkeling der goede en eerbiedwaardige overleveringen, die in zovele eeuwen van christelijk leven, bij zo grote verscheidenheid der omringende wereld en der sociale zowel als volkse verhoudingen een zo krachtig bewijs van onveranderlijke vaardigheid hebben gegeven, evenals zij ook de stoot hebben gegeven tot nieuwe en schone vormen, zo dikwijls als zij vanuit de dubbele gezichtshoek van de geest en geloof onderzocht, bestudeerd of beoefend worden."
Onlangs heeft Pius XII, de glorierijk regerende Paus, in Zijn encycliek "Paus Pius XII - Encycliek
Mediator Dei et hominum
Over de Heilige Liturgie
(20 november 1947)" van 20 november 1947 de taak van de christelijke kunst kort en duidelijk uiteengezet: "Voor het overige behoort men dan ook absoluut de moderne kunst, mits zij de kerkgebouwen en de kerkelijke ceremonies met de verschuldigde schroom en eerbied ten dienste staat, vrij te laten in haar beweging; zo kan zij haar stem voegen bij die wonderbare lofzang, welke reeds gedurende zoveel eeuwen van Katholiek geloofsleven door allervoortreffelijkste mannen werd gezongen. Wij kunnen echter in het bewustzijn van Onze taak niet nalaten, die voorstellingen en beelden, gelijk er onlangs door enigen werden ingevoerd, te betreuren en te verfoeien, welke misvormingen 'en verkrachtingen van de gezonde kunst zijn en bovendien menigmaal flagrant in strijd' zijn met de christelijke betamelijkheid, zedigheid en vroomheid, terwijl zij het ware religieuze gevoel op ellendige wijze kwetsen; deze nu moeten uit onze kerken voortaan geweerd en verwijderd worden, zoals "in het algemeen alles, wat niet overeenstemt met de heiligheid van deze plaats." Paus Pius XII, Encycliek, Over de Heilige Liturgie, Mediator Dei et hominum (20 nov 1947), 193
Zorgvuldig met dit alles rekening houdend, besloot de Opperste H. Congregatie, zeer er op bedacht, dat het geloof en de devotie in het christelijk volk door de kerkelijke kunst wordt beschermd, aan alle Bisschoppen over de wereld de volgende richtlijnen in herinnering te brengen, opdat de gehele kunst in overeenstemming zij met de heiligheid van het godshuis.