William Kardinaal Levada - 8 september 2008
Pre-implantatie diagnostiek is een vorm van prenatale diagnostiek die samenhangt met technieken van kunstmatige bevruchting waarbij in vitro gevormde embryo’s genetische diagnose ondergaan voordat ze worden ingebracht in de baarmoeder. Die diagnose vindt plaats om er zeker van te zijn dat alleen embryo’s die geen afwijkingen vertonen, of die van het gewenste geslacht zijn of andere bepaalde eigenschappen hebben, ingebracht worden.
In tegenstelling tot andere vormen van prenatale diagnostiek, waarbij de diagnostische fase duidelijk gescheiden is van enige mogelijke latere liquidatie, en daardoor een periode bieden waarin een stel vrij is een kind met afwijkingen te aanvaarden, wordt in dit geval de diagnostiek vóór de implantatie onmiddellijk gevolgd door de liquidatie van een embryo dat wordt verdacht van genetische of chromosomale afwijkingen, of dat niet van het gewenste geslacht is, of dat andere ongewenste eigenschappen heeft. Pre-implantatie diagnostiek –steeds verbonden met kunstmatige bevruchting, die in zichzelf altijd ongeoorloofd is – is gericht op kwalitatieve selectie en daaruit voortvloeiende vernietiging van embryo’s, hetgeen een daad van abortus is. Pre-implantatie diagnostiek is daarom een uiting van een eugenetische mentaliteit die “instemt met selectieve abortus, dit is om de geboorte te verhinderen van kinderen met afwijkingen van allerlei soort. Zulk een mentaliteit is schandelijk en steeds verwerpelijk, want zij meent de waarde van een menselijk leven te kunnen meten aan wat als ‘normaal’ beschouwd wordt en naar lichamelijk welzijn. Op deze wijze wordt de weg voor de legalisering van kindermoord en euthanasie vrijgemaakt”. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de waarde en de onaantastbaarheid van het menselijk leven, Evangelium Vitae (25 mrt 1995), 63
Door het menselijk embryo te behandelen als niet meer dan “laboratoriummateriaal”, wordt het concept zelf van de menselijke waardigheid ook onderworpen aan verandering en discriminatie. Iedere mens is in gelijke mate waardig, onafhankelijk van de wensen van zijn ouders, zijn sociale status, opleidingsniveau of mate van fysieke ontwikkeling. Op andere momenten in de geschiedenis is er, terwijl het concept en de vereisten van de menselijke waardigheid over het algemeen aanvaard werden, discriminatie geweest op grond van ras, godsdienst of sociale status. Vandaag de dag is er echter een niet minder ernstige en onrechtvaardige vorm van discriminatie die leidt tot het niet erkennen van de ethische en legale status van mensen die lijden aan ernstige ziekten of handicaps. Men vergeet dat zieke en gehandicapte mensen niet een of andere aparte categorie van de mensheid vormen; ziekte en invaliditeit vormen in feite een onderdeel van het menselijk bestaan (“condition humaine”) en ieder individu komt ermee in aanraking, ook al hebben sommigen er geen directe ervaring mee. Zulke discriminatie is immoreel en moet daarom wettelijk onaanvaardbaar worden geacht, zoals er ook de plicht bestaat culturele, economische en sociale barrières weg te nemen, die de volledige erkenning en bescherming van gehandicapte of zieke mensen ondermijnen.