
H. Paus Paulus VI - 18 juni 1968
De herziening van het Congregatie voor de Riten
Cæremoniale Episcoporum (17 augustus 1886) is niet alleen in algemene termen voorgeschreven door het Tweede Vaticaans Concilie 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 25, maar is ook geregeld door de bijzondere normen waarin deze kerkvergadering opdracht heeft gegeven het ritueel van de wijdingen, zowel wat betreft de ceremonies als de teksten 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 76, te wijzigen.
Op de eerste plaats evenwel komen hiervoor in aanmerking die wijdingsrituelen welke betrekking hebben op het Sacrament van het Priesterschap, dat door zijn toediening in verschillende graden ten grondslag ligt aan de kerkelijke hiërarchie: 'aldus wordt de kerkelijke ambtsbediening, van Godswege ingesteld, in verschillende orden uitgeoefend door hen die van oudsher al bisschoppen, priesters en diakens worden genoemd'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 28
Bij de herziening nu van de wijdingsrituelen, moet men, afgezien van de algemene beginselen die overeenkomstig de voorschriften van het Tweede Vaticaans Concilie voor geheel de vernieuwing van de liturgie gelden, vooral rekening houden met de belangrijke leer over de aard en de effecten van het Sacrament van het Priesterschap, zoals deze door het Concilie in de 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964) is geformuleerd; juist deze leer moet in de liturgie op de wijze die haar eigen is tot uitdrukking worden gebracht, want 'de teksten en riten moeten zó worden opgesteld dat zij het heilige, dat zij in tekenen aanduiden, duidelijker tot uitdrukking brengen en dat het christenvolk dit heilige zo gemakkelijk mogelijk kan begrijpen en door een volwaardige en actieve gemeenschapsviering er in kan delen'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 21
Genoemd Concilie leert verder; 'Door de bisschopswijding wordt de volheid meegedeeld van het Sacrament van het Priesterschap, die zowel in de liturgische traditie van de Kerk als door de heilige Vaders hogepriesterschap of hoogste graad van de gewijde ambtsbediening wordt genoemd. Door de bisschopswijding nu wordt, met de taak om anderen te heiligen, ook de taak verleend om te onderrichten en te besturen ; deze taken kunnen, krachtens hun aard, slechts worden uitgeoefend in hiërarchische verbondenheid met het hoofd en de leden van het bisschoppencollege. Uit de traditie immers, die vooral in het liturgische ritueel en in het gebruik van de oosterse als van de westerse Kerk aan de dag treedt, blijkt duidelijk dat door de oplegging van de handen en de woorden van de wijding de genade van de heilige Geest zó wordt mee. gedeeld en het heilig merkteken zó wordt ingedrukt dat de bisschoppen op alles overtreffende en opvallende wijze de rol van Christus als Leraar, Herder en Hogepriester vervullen en in zijn persoon handelend optreden'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 21
Hieraan zijn verscheidene belangrijke hoofdstukken toe te voegen van de leer over de apostolische successie van de bisschoppen en over hun taken en plichten, die weliswaar reeds in het ritueel van de bisschopswijding vervat zijn, maar die nog beter en nauwkeuriger uitgedrukt moeten worden. Daartoe is het wenselijk gebleken het wijdingsgebed aan de oude bronnen te ontlenen dat gevonden wordt in de zogenaamde H. Hippolytus
Traditio Apostolica () van Hippolytus van Rome, geschreven in het begin van de derde eeuw en dat grotendeels nog in gebruik is in de wijdingsliturgie van de Kopten en de West-Syriërs. Aldus wordt in de wijdingsplechtigheid zelf getuigd van de overeenstemming van de traditie zowel van het Oosten als van het Westen op het punt van het apostolisch ambt van de bisschoppen.
Wat de priesters betreft, dient men vooral aandacht te schenken aan de volgende tekst uit de akten van het Tweede Vaticaans Concilie: 'Hoewel de priesters niet de hoogste graad bezitten van het priesterschap en hij de uitoefening van hun macht afhankelijk zijn van de bisschoppen, zijn zij toch met hen verbonden in het priesterambt en worden zij, krachtens het Sacrament van het Priesterschap gewijd om, naar het beeld van Christus, de eeuwige Hogepriester Vgl. Heb. 5, 1-10
Vgl. Heb. 7, 24
Vgl. Heb. 9, 11-28
, het Evangelie te verkondigen, de gelovigen te leiden en de eredienst te voltrekken als echte priesters van het Nieuwe Testament'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 28 En op een andere plaats leest men: 'De priesters namelijk krijgen, door de heilige wijding en de zending die zij van de bisschoppen ontvangen, de verheven taak om Christus als Leraar, Priester en Koning te dienen en deel te hebben aan zijn ambtsbediening waardoor de Kerk hier op aarde voortdurend wordt opgebouwd tot volk van God, lichaam van Christus en tempel van de Heilige Geest'. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 1 In de plechtigheid van de priesterwijding, zoals deze stond in het Congregatie voor de Riten
Cæremoniale Episcoporum (17 augustus 1886), werden de zending en de genade van de priester als helper van het episcopaat zeer duidelijk beschreven. Niettemin is het noodzakelijk gebleken de gehele plechtigheid, die vroeger in verscheidene delen verdeeld was, tot een sterkere eenheid te maken en het middelste gedeelte, d.w.z. de oplegging van de handen en het eigenlijke wijdingsgebed duidelijker in het licht te stellen.
Wat tenslotte de diakens betreft, moet, afgezien van hetgeen gezegd is in onze apostolische brief 'H. Paus Paulus VI - Motu Proprio
Sacrum Diaconatus Ordinem
De heilige orde van het diaconaat
(18 juni 1967)', vooral het volgende in herinnering worden geroepen: 'Aan de onderste trede van de hiërarchie staan de diakens, die de handoplegging ontvangen "niet om als priester op te treden, maar om te dienen" Egyptische Kerkorde, III, 2. Gesterkt door de sacramentele genade dienen zij nl. het volk van God, in verbondenheid met de bisschop en zijn priestercollege, bij de bediening van de liturgie, het woord en de liefdadigheid.' 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 29
In de plechtigheid nu van de diakenwijding waren slechts enkele dingen te veranderen in verband met de recente bepalingen over het diaconaat als zelfstandige en blijvende graad van de hiërarchie in de Latijnse Kerk en vanwege een grotere eenvoud en duidelijkheid van de plechtigheid.
Voorts menen wij dat van de overige documenten van het hoogste leergezag inzake de heilige Wijdingen een bijzondere vermelding toekomt aan de Apostolische Constitutie 'Paus Pius XII - Apostolische Constitutie
Sacramentum ordinis
Over de heilige wijdingen van diaconaat, priesterschap en episcopaat
(30 november 1947)' (Het Sacrament van de heilige Wijding) van onze Voorganger Pius XII zaliger gedachtenis, van 30 november 1947, waarin wordt verklaard dat 'bij de heilige wijdingen van het diaconaat en het priesterschap de materia uitsluitend bestaat in de oplegging van de handen en de forma, eveneens enkel en alleen, bestaat in de woorden die het aanwenden van deze materia nader bepalen en waardoor de sacramentele effecten - de wijdingsmacht en de genade van de Heilige Geest - ondubbelzinnig worden betekend en die tevens door de Kerk als zodanig worden verstaan en gebruikt.' Paus Pius XII, Apostolische Constitutie, Over de heilige wijdingen van diaconaat, priesterschap en episcopaat, Sacramentum ordinis (30 nov 1947). A.A.S. 40 (1948) 6 Na dit voorop gesteld te hebben, bepaalt genoemd document welke handoplegging en welke woorden bij de toediening van elk van beide wijdingen de materia en de forma uitmaken.
Aangezien het nu bij de herziening van het ritueel nodig is geweest bepaalde dingen toe te voegen of te schrappen of te wijzigen, hetzij om de teksten in hun oorspronkelijke vorm te herstellen, hetzij om de inhoud duidelijker te maken, hetzij om de sacramentele effecten beter uiteen te zetten, menen wij dat het noodzakelijk is te verklaren wat in het herziene ritueel tot het wezen behoort, om aldus geen gelegenheid te geven voor strijdvragen en gewetensmoeilijkheden. Aangaande de materia en de forma bij de toediening van elke wijding verklaren en bepalen wij derhalve, krachtens ons hoogste apostolische gezag, het volgende.
Bij de wijding van diakens bestaat de materia in de handoplegging door de bisschop welke in stilte aan elk der wijdelingen afzonderlijk wordt voltrokken vóór het eigenlijke wijdingsgebed; de forma bestaat in de woorden van dit wijdingsgebed, waarvan de volgende tot het wezen behoren en als zodanig voor de geldigheid van de wijding vereist zijn:
'Heer, wij bidden U: zend over hen de Heilige Geest en sterk hen met de zevenvoudige gaven om hun diakenambt getrouw te vervullen'.
Bij de wijding van priesters bestaat de materia eveneens in de handoplegging door de bisschop, welke in stilte aan elk van de wijdelingen afzonderlijk wordt voltrokken vóór het eigenlijke wijdingsgebed; de forma bestaat in de woorden van dit wijdingsgebed, waarvan de volgende tot het wezen behoren en als zodanig voor de geldigheid van de wijding vereist zijn:
'Wij bidden U, almachtige Vader, verleen uw dienaren hier de waardigheid van het priesterschap, wek opnieuw in hen uw Geest met zijn heiligende kracht. Geef hun het ambt van medewerker in onze bediening, en zorg dat hun leven voor uw volk een voorbeeld is.'
Tenslotte bestaat bij de bisschopswijding de materia in de handoplegging welke door de wijdende bisschoppen of minstens door de bisschop hoofd-consecrator, in stilte aan de wijdeling wordt voltrokken vóór het eigenlijke wijdingsgebed; de forma bestaat in de woorden van dit wijdingsgebed, waarvan de volgende tot het wezen behoren en als zodanig voor de geldigheid van de wijding vereist zijn:
'Geef thans aan deze dienaar ... , die Gij gekozen hebt de kracht die uit U voortkomt, de Geest van leiderschap en gezag, die Gij gegeven hebt aan uw geliefde Zoon, Jezus Christus, de Geest, die Hij geschonken heeft aan zijn heilige apostelen. Uit deze kracht hebben zij uw Kerk gesticht van plaats tot plaats als uw heiligdom tot onvergankelijke lof en eer van uw Naam.'
Dit ritueel voor de toediening van de diaken-, priester- en bisschopswijding is herzien door de Postconciliaire Raad voor de Liturgie, met medewerking van deskundigen en na raadpleging van bisschoppen uit de verschillende wereldstreken. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 25 Wij keuren het krachtens ons apostolisch gezag goed, met de bedoeling dat het voortaan in plaats van het tot nu toe gangbare ritueel van het Congregatie voor de Riten
Cæremoniale Episcoporum (17 augustus 1886) wordt gebruikt bij de toediening van deze wijdingen.
Het is onze uitdrukkelijke wil dat deze bepalingen en voorschriften nu en in de toekomst onverminderd van kracht zijn en blijven, ongeacht eventuele Constituties en Ordonnanties van onze voorgangers en andere voorschriften, ook al verdienen zij een bijzondere vermelding en afschaffing.
Gegeven te Rome, bij Sint Petrus, 18 juni 1968, in het vijfde jaar van ons pausschap.
Paus Paulus VI