H. Paus Paulus VI - 17 februari 1966
PAENITEMINI Over de hernieuwing van de kerkelijke boetepraktijk |
|||
► | De boetvaardigheid | ||
► | De boetvaardigheid in het Nieuwe Testament |
Maar dit alles was echter een voorbereiding op de toekomst. Vgl. Hebr. 10, 1 Want de boetvaardigheid, die een eis is van het inwendige leven en bevestigd wordt door de godsdienstige ervaring van de gehele mensheid en die een speciaal gebod vormt van de goddelijke openbaring, krijgt in Christus en in de Kerk een geheel nieuwe en zeer diepe betekenis.
Christus, die in zijn leven altijd alles zelf eerst deed, wat Hij leerde, bracht veertig dagen en veertig nachten door in vasten en gebed alvorens zijn zending te beginnen. Hij begon zijn apostolaat in het openbaar met de blijde boodschap: " ... het Rijk Gods is nabij ... ". Maar terstond voegt Hij er het gebod aan toe: " ... bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap". (Mc. 1, 15) Deze woorden vormen in zekere zin de samenvatting van het gehele christelijke leven.
Men kan slechts tot het door Christus aangekondigde rijk komen door de "metanoia", dat wil zeggen door de inwendige omvorming van de gehele mens, in zijn gedachten, zijn oordeel en zijn leven, hiertoe aangespoord door de heiligheid en de liefde van God, welke ons geopenbaard zijn en ons volledig zijn geschonken in de Zoon. Vgl. Hebr. 1, 2 Vgl. Kol. 1, 19 Vgl. Ef. 1, 23
De uitnodiging van de Zoon van God tot de "metanoia verplicht ons des te meer, omdat Hij ons niet alleen daartoe heeft aangespoord, maar ons ook het voorbeeld ervan heeft gegeven. Want Christus heeft het grootste voorbeeld aan de boetvaardigen gegeven, doordat Hij niet voor zijn eigen zonden maar voor die van de anderen heeft willen lijden. Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. III, q. 15, a. 1 ad 5