H. Paus Paulus VI - 17 februari 1966
PAENITEMINI Over de hernieuwing van de kerkelijke boetepraktijk |
|||
► | De boetvaardigheid | ||
► | De boetvaardigheid in het Oude Testament |
In het Oude Testament wordt de religieuze betekenis van de boetvaardigheid duidelijker naar voren gebracht dan tot dan toe het geval was. Want ofschoon de mensen hun toevlucht ertoe namen, omdat zij de toorn van God na hun zonde wensten af te wenden Vgl. 1 Sam. 7, 6 Vgl. 1 Kon. 21, 20 Vgl. 1 Kon. 21, 27 Vgl. Jer. 36, 3.7.9 Vgl. Jonas 1, 2 Vgl. Jonas 3, 4-5 of door tegenspoed gekweld Vgl. 1 Sam. 31, 13 Vgl. 2 Sam. 1, 12 Vgl. 2 Sam. 3, 35 Vgl. Bar. 1, 3-5 Judith 20, 26 of door de dreiging van bijzondere gevaren verontrust werden, Vgl. Est. 3, 15 Vgl. Est. 4, 1.16 Vgl. Ps. 34, 13 Vgl. 2 Kron. 20, 3 ofwel omdat zij goddelijke weldaden wilden afsmeken, toch gaat de uitwendige boetvaardigheid gewoonlijk gepaard met een inwendige houding van bekering tot God, waardoor" de ziel zich van de zonde afwendt, om zich in een nieuwe poging tot God te keren. Men ontzegt zich voedsel en ontdoet zich van bezittingen - want het vasten gaat over het algemeen niet alleen samen met gebed, maar ook met werken van liefdadigheid - ook nadat de zonden zijn vergeven en zelfs als men niets aan God te vragen heeft; men vast en men draagt het boetekleed om ,zijn ziel te bedroeven', Vgl. Lev. 16, 31 om zich te verootmoedigen voor de Heer, Vgl. Dan. 10, 12 om zich tot God te wenden, Vgl. Dan. 9, 3 om zich gereed te maken voor het gebed, Vgl. Dan. 9, 3 om een beter inzicht te krijgen in het goddelijke, Vgl. Dan. 10, 12 om zich voor te bereiden op de ontmoeting met God. Vgl. Ex. 34, 28 Reeds in het Oude Testament is de boete dus een godsdienstige, een individuele daad, waarvan het einddoel is om God te beminnen en zich op Hem te verlaten. Men vast niet voor zichzelf, maar voor God. Vgl. Zach. 7, 5
Iedere boetedaad moet dit karakter bezitten, ook in de handelwijzen welke door de wet zijn voorgeschreven en geordend. Is dit niet het geval, dan klaagt de Heer: ,Neen, zoals ge nu vast, Zal uw stem in den hoge niet worden gehoord!'; ,Scheurt uw harten niet, niet uw kleren ... '. (Jes. 48, 4)(Joel 2, 13) Vgl. Jes. 58, 3-7 Vgl. Am. 5 enz.
In het Oude Testament ontbreekt ook niet het gemeenschappelijk karakter van de boetvaardigheid. Want de boetevoorschriften van het Oude Testament gaan niet alleen uit van een collectief bewustzijn van de zonden, maar zij zijn ook een voorwaarde om tot het volk van God te behoren. Vgl. Lev. 23, 29
Het is bovendien voldoende op te merken, dat de boetedoening ook vóór Christus beschouwd werd als een middel tot en een teken van volmaaktheid en heiligheid, zoals Judit Vgl. Jud. 8, 6, Daniël Vgl. Dan. 10, 3 , de profetes Anna. en zoveel andere vooraanstaande personen bewezen hebben "door God dag en nacht door vasten en gebed te dienen" (Lc. 2, 37) Vgl. Sir. 31, 12. 17-19 , met vreugde en blijdschap. Vgl. Dan. 1, 12.15 Vgl. Mt. 6, 17 Uit het Oude Testament blijkt tenslotte, dat de rechtvaardigen door hun boete voor de zonden van de gemeenschap hebben voldaan; vooral moet in dit verband Moses vermeld worden, daar hij veertig dagen gevast heeft om God te verzoenen wegens de fouten van het ontrouwe volk. Vgl. Deut. 9, 9.18 Vgl. Ex. 24, 18 En in hoge mate vinden we dit bij de figuur van ,de Dienaar van Jahweh' die "onze kwalen droeg" en op Hem ,legde de Heer de misdaden van ons allen'. Vgl. Jes. 53, 4-11