H. Paus Paulus VI - 17 februari 1966
In de Oosterse Kerken komt aan de patriarch met zijn synode of aan het hoogste gezag met zijn raad van hiërarchen het recht toe de dagen van vasten en onthouding vast te stellen, volgens het besluit van het Conciliedecreet 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Orientalium Ecclesiarum
Over de Oosterse Kerken
(21 november 1964), 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Orientalium Ecclesiarum
Over de Oosterse Kerken
(21 november 1964).
§ 1. De Vastentijd behoudt haar boetekarakter. De boetedagen, in de gehele Kerk verplichtend, zijn: iedere vrijdag en Aswoensdag, of, overeenkomstig de verschillende riten, de eerste dag van de grote vasten; hun substantiële naleving vormt een zware verplichting.
§ 2. Met behoud van de faculteiten in nn. VI en VIII, zal het gebod van de boetvaardigheid als volgt op die dagen worden nageleefd: onthouding op al de vrijdagen die geen feestdag zijn; vasten en onthouding op Aswoensdag, of, overeenkomstig de verschillende riten, op de eerste dag van de grote vasten, en op goede vrijdag.