INTER OECUMENICI Instructie voor de uitvoering van de Constitutie over de heilige Liturgie
(Soort document: Concilium ter uitvoering van de Constitutie heilige liturgie)
De bevoegdheid van de ordinarius aan geestelijken, voor wie het gebruik van het Latijn een ernstig beletsel vormt voor het behoorlijk bidden van het officie, het gebruik van de volkstaal toe te staan, wordt uitgebreid tot de hogere oversten van niet-exempte religieuzen en van geestelijken die zonder geloften in de gemeenschap leven.
Het ernstig beletsel dat nodig is om de genoemde toestemming te geven, moet afgewogen worden naar de lichamelijke, zedelijke, verstandelijke en geestelijke toestand van de aanvrager. Deze bevoegdheid wordt alleen verleend om het bidden van de Goddelijke Officie gemakkelijker en godvruchtiger te maken; het is niet de bedoeling hiermee op enigerlei wijze afbreuk te doen aan de verplichting die een priester van de Latijnse ritus heeft om de Latijnse taal te leren.
Een vertaling in de volkstaal van het Goddelijk Officie volgens een andere dan de Romeinse ritus moet door de ordinarii van die taal worden gereedgemaakt en goedgekeurd. Voor de bestanddelen die deze ritus met de Romeinse gemeen heeft, moet gebruik gemaakt worden van de vertaling die het territoriaal gezag heeft goedgekeurd. Daarna moet de vertaling ter goedkeuring aan de Apostolische Stoel worden voorgelegd.