
H. Paus Johannes Paulus II - 22 november 1981
Eenzaamheid en andere moeilijkheden zijn vaak het lot van de alleen gebleven partij, vooral als deze onschuldig is. In dit geval moet de kerkelijke gemeenschap deze meer dan ooit steunen, haar achting, solidariteit, begrip en concrete hulp verlenen, zodanig dat het haar mogelijk is de trouw te bewaren, ook in de moeilijke situatie waarin zij zich bevindt; bovendien moet zij haar helpen de plicht tot vergeving, die eigen is aan de christelijke liefde, te beoefenen alsook de bereidheid eventueel het vroegere echtelijke leven weer op te nemen.
Volkomen hieraan gelijk is het geval van de partner die een echtscheiding heeft moeten ondergaan, maar zich wel bewust is van de onontbindbaarheid van de geldige huwelijksverbintenis en zich niet laat verwikkelen in een nieuwe verbintenis, maar zich integendeel inzet tenminste voor de vervulling van zijn gezinsplichten en van de verplichtingen van het christelijk leven. In zo'n geval krijgt het voorbeeld van trouw en christelijke standvastigheid een bijzondere waarde als getuigenis tegenover de wereld en voor de Kerk, die hierdoor nog meer gedwongen wordt tot nog meer noodzakelijke en onophoudelijke activiteit om haar liefde te betonen en hulp te bieden, terwijl er geen enkel bezwaar is tegen de toelating tot de sacramenten.