
H. Paus Johannes Paulus II - 22 november 1981
"Aangezien de Schepper van alle dingen het huwelijk ingesteld heeft als beginsel en fundament van heel de menselijke maatschappij", is het gezin de "eerste en vitale cel van de maatschappij" geworden. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het lekenapostolaat, Apostolicam Actuositatem (18 nov 1965), 11
Het gezin heeft vitale en organische banden met de samenleving, omdat het er het fundament van is en haar voortdurend voedt door middel van zijn eigen dienst aan het leven. In het gezin worden immers de burgers geboren en in het gezin vinden zij de eerste school voor de maatschappelijke deugden die de ziel zijn van het leven en van de ontwikkeling van de maatschappij.
Verre van zich in zichzelf op te sluiten, stelt het gezin zich zo open, krachtens zijn aard en roeping, voor andere gezinnen en voor de maatschappij en neemt het zijn sociale taak op zich.
Zo wordt de bevordering van een ware en rijpe communicatie van personen in het gezin de eerste en onvervangbare school voor sociaal gemeenschapsleven, voorbeeld en stimulans voor de meer uitgebreide maatschappelijke relaties, gekenmerkt door respect, rechtvaardigheid, dialoog en liefde.
Op deze manier vormt het gezin, zoals de synodevaders hebben opgemerkt, de natuurlijke plaats en het meest geschikte middel voor vermenselijking en verpersoonlijking van de maatschappij; het werkt op unieke en diepe wijze mee aan de opbouw van de wereld, want het maakt echt menselijk leven mogelijk, in het bijzonder door de deugden en de "hoogste waarden" in stand te houden en door te geven. Zoals het Tweede Vaticaans Concilie schrijft:
"in de gezinnen ontmoeten de verschillende generaties elkaar en helpen zij elkaar tot een meer volledige menselijke wijsheid te komen en de rechten van de personen in harmonie te brengen met de andere eisen van het maatschappelijke leven". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 52
Tegenover een maatschappij die het risico loopt steeds meer onpersoonlijk en een massa te worden en dus onmenselijk en onmenselijk makend, vanwege de negatieve gevolgen van zoveel vormen van "ontvluchting" - zoals bijvoorbeeld het alcoholisme, de drugs en zelfs het terrorisme -, bezit en verspreidt het gezin nog heden ten dage een geweldige energie die in staat is de mens te ontrukken aan de anonimiteit, hem bewust te laten blijven van zijn persoonswaarde, hem te verrijken met diepe menselijkheid en hem actief met zijn unieke en onherhaalbare aard en karakter in te voegen in het weefsel van de maatschappij.
De gezinnen kunnen en moeten zich zelfs daarom, zowel afzonderlijk als tezamen, wijden aan de vele initiatieven van maatschappelijk dienstbetoon, vooral ten behoeve van de armen en op alle mogelijke manieren ten behoeve van alle personen en situaties die de verzorgings- en bijstandsorganen van de burgerlijke overheid niet kunnen bereiken.
De sociale bijdrage van het gezin aan de maatschappij heeft een eigen specifieke kracht die vraagt om beter gekend en krachtiger bevorderd te worden, vooral naar gelang de kinderen groeien, daar zij metterdaad zoveel mogelijk alle leden van het gezin moet omvatten. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het lekenapostolaat, Apostolicam Actuositatem (18 nov 1965), 11
Met name dient gewezen te worden op het steeds groter belang van de gastvrijheid, in al haar vormen, in onze maatschappij, vanaf het openen van de deur van het eigen huis en nog meer van het eigen hart voor de broeders die erom vragen tot aan de concrete inzet om aan ieder gezin een eigen tehuis te verzekeren, als de natuurlijke omgeving voor zijn behoud en groei. Het christelijke gezin is vooral geroepen te luisteren naar de aanbeveling van de apostel: "Beoefent de gastvrijheid" (Rom. 12, 13) en om dus, het voorbeeld van Christus volgend en delend in zijn liefde, de behoeftige broeder werkelijk op te nemen: "Wie een van deze kleinen al was het maar een beker koud water geeft, omdat hij mijn leerling is, voorwaar, Ik zeg u: Zijn loon zal hem zeker niet ontgaan". (Mt. 10,42)
De sociale taak van de gezinnen moet ook behartigd worden in de vorm van politieke activiteit: de gezinnen moeten zich er op de eerste plaats voor inspannen dat de wetten en instellingen van de Staat de rechten en plichten van het gezin niet alleen niet schenden, maar ze ook positief ondersteunen en verdedigen. In deze zin moeten de gezinnen groeien in het bewustzijn dat zij "de hoofdrol spelen" in de zogenaamde "gezinspolitiek" en moeten zij de verantwoordelijkheid op zich nemen voor een omvorming van de maatschappij; anders zullen de gezinnen de eerste slachtoffers zijn van het kwaad dat ze met onverschilligheid hebben willen aanzien. De oproep van het Tweede Vaticaans Concilie de individualistische ethiek van de mensen te overwinnen, slaat daarom ook op het gezin als zodanig. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 30
Het gezin en de maatschappij hebben zeker een elkaar aanvullende taak in de handhaving en de bevordering van het welzijn van alle mensen en van ieder mens. Maar de maatschappij en meer in het bijzonder de Staat moeten erkennen dat het gezin "een gemeenschap is die een eigen en oorspronkelijk recht geniet" 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de godsdienstvrijheid - Het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden, Dignitatis Humanae (7 dec 1965), 5; daarom hebben zij de zware plicht zich in hun betrekkingen met het gezin te houden aan het beginsel van de subsidiariteit.
Krachtens dit beginsel kan en mag de Staat aan de gezinnen niet die taken onttrekken die zij even goed zelf of door vrije samenwerking kunnen vervullen en moet hij het verantwoorde initiatief van de gezinnen zoveel mogelijk begunstigen en er om vragen. In de overtuiging dat het welzijn van het gezin een onmisbare en onvervreemdbare waarde vormt voor de burgerlijke maatschappij, moet de overheid al het mogelijke doen om aan de gezinnen alle hulp te verzekeren - economische, maatschappelijke, educatieve, politieke, culturele - die zij nodig hebben om aan al hun verplichtingen te voldoen.
Zoals de synode voortdurend heeft aangegeven, is de situatie die zeer veel gezinnen in zeer vele landen ontmoeten, inderdaad zeer problematisch, zo niet beslist afkeurenswaardig: instellingen en wetten miskennen ten onrechte de onschendbare rechten van het gezin en van de menselijke persoon, en de maatschappij, in plaats van zich in dienst te stellen van het gezin, valt het met geweld aan in zijn fundamentele waarden en aanspraken. Het gezin, dat volgens Gods bedoeling de cel is die de basis vormt van de maatschappij en onderwerp is van rechten en plichten, die in de eerste plaats eigen zijn aan de Staat zelf en aan iedere andere gemeenschap, wordt tenslotte tot slachtoffer gemaakt van de maatschappij, van de achterstand en de traagheid van haar medewerking en meer nog van haar openlijke onrechtvaardigheid.
Daarom verdedigt de Kerk openlijk en met kracht de rechten van het gezin tegen de onaanvaardbare aanmatiging van maatschappij en Staat. Onder de rechten van het gezin hebben de synodevaders in het bijzonder onder meer het volgende in herinnering gebracht: "het recht
Gehoor gevend aan het uitdrukkelijk verzoek van de synode, zal de Heilige Stoel deze suggesties grondig bestuderen en een "Pauselijke Raad voor het Gezin
Handvest van de Rechten van het gezin
(22 oktober 1983)" uitwerken, om het voor te leggen aan de milieus en autoriteiten voor wie het van belang is.
De sociale en politieke taak valt onder de koninklijke zending ofwel de zending van dienstbaarheid waaraan de christelijke gehuwden deelnemen uit kracht van het sacrament van het huwelijk en waarvoor zij tegelijkertijd een bevel ontvangen waaraan zij zich niet mogen onttrekken, alsmede een genade die hen ondersteunt en stimuleert.
Op deze manier is het christelijk gezin geroepen aan allen getuigenis af te leggen van een edelmoedige en belangeloze toewijding aan de sociale problemen, door middel van de "voorkeurskeuze" voor de armen en voor al degenen die aan de rand van de maatschappij leven. Daarom moet het, met bijzondere liefde jegens alle armen in navolging van de Heer, vooral hart hebben voor de hongerigen, de behoeftigen, de bejaarden, de zieken, de druggebruikers, de alleenstaanden.
De geestelijke communicatie in de christelijke gezinnen, die geworteld zijn in een gemeenschap van geloof en hoop en bezield worden door de liefde, vormt een innerlijke energie die gerechtigheid, verzoening, broederlijkheid en vrede onder de mensen voortbrengt, verspreidt en tot volmaaktheid brengt. Als "kleine Kerk" is het christelijk gezin geroepen, evenals de "grote Kerk", teken van eenheid te zijn voor de wereld en zo zijn profetische rol te vervullen, om te getuigen van het Rijk en de vrede van Christus waarnaar heel de wereld op weg is.
De christelijke gezinnen zullen dat kunnen doen zowel door hun opvoedend werk waarin zij aan hun kinderen een levensmodel aanbieden dat gegrondvest is op de beginselen van waarheid, vrijheid, rechtvaardigheid en liefde, alsook door een actieve en bewuste inzet voor de echte menselijke groei van de maatschappij en van haar instellingen en tenslotte door op verschillende wijzen de verenigingen te steunen die zich speciaal wijden aan de problemen van de internationale orde.