H. Paus Johannes Paulus II - 22 november 1981
FAMILIARIS CONSORTIO Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd |
|||
► | DE TAKEN VAN HET CHRISTELIJK GEZIN | ||
► | De vorming van een personengemeenschap |
Het innerlijk beginsel, de blijvende kracht en het uiteindelijke doel van die taak is de liefde: zoals het gezin zonder de liefde geen personengemeenschap is, zo kan het zonder de liefde niet leven, groeien en zich vervolmaken als gemeenschap van personen. Wat ik geschreven heb in de encycliek H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Redemptor Hominis
De Verlosser van de mensen
(4 maart 1979) , vindt zijn oorspronkelijke en speciale toepassing juist in het gezin als zodanig: "De mens kan niet leven zonder liefde. Hij blijft voor zichzelf onbegrijpelijk, zijn leven is zinloos, als hem de liefde niet geopenbaard wordt, als hij de liefde niet ontmoet, als hij haar niet ervaart en zich eigen maakt, als hij er niet intens deel aan heeft". H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 10
De liefde van man en vrouw in het huwelijk en, in afgeleide en ruimere zin, de liefde tussen de leden van eenzelfde gezin - tussen ouders en kinderen, tussen broers en zussen, tussen bloedverwanten en familieleden - wordt bezield en gedreven door een innerlijk en onophoudelijk dynamisme, dat het gezin tot een steeds diepere en meer intense communicatie voert, die grondslag en ziel is van de huwelijks- en gezinsgemeenschap.
Deze echtelijke communicatie heeft haar wortels in het feit dat man en vrouw van nature elkaar aanvullen en zij voedt zich door middel van de persoonlijke wil van de echtgenoten hun hele leven samen te delen, alles wat zij hebben en zijn: daarom is een dergelijke communicatie de vrucht en het teken van een diep menselijk vereiste. Maar in Christus de Heer neemt God dit menselijk vereiste op, bevestigt het, zuivert het en verheft het en brengt het tot volmaaktheid in het sacrament van het huwelijk: de heilige Geest, die is uitgestort in de sacramentele viering, biedt de gehuwden de gave aan van een nieuwe omgang, van een liefde, die een levend beeld is van de uitzonderlijke eenheid welke van de Kerk het ondeelbare mystieke Lichaam van de Heer maakt.
De gave van de Geest is levensopdracht voor de christelijke gehuwden en tegelijk een stimulans om iedere dag voortgang te maken op de weg van een steeds rijkere vereniging met elkaar op alle niveaus - van lichaam, van karakter, van hart, van verstand en wil, van ziel Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Kinshasa, Mis voor de gezinnen (3 mei 1980), 4 -, om zo aan de Kerk en aan de wereld het nieuwe liefdesverkeer te openbaren dat geschonken is door de genade van Christus.
Een dergelijke communicatie wordt radicaal gedwarsboomd door de polygamie: deze ontkent immers op directe wijze de bedoeling van God, zoals die ons aan het begin geopenbaard wordt, omdat zij tegengesteld is aan de gelijke waardigheid van man en vrouw als personen die zich in het huwelijk aan elkaar wegschenken met een liefde welke totaal is en daarom uniek en exclusief. Zoals het Tweede Vaticaans Concilie schrijft: "De door de Heer bevestigde eenheid van het huwelijk blijkt op overduidelijke wijze ook uit de gelijke waardigheid als persoon van man en vrouw, die tot uitdrukking behoort te komen in wederkerige en totale liefde". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 49 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Kinshasa, Mis voor de gezinnen (3 mei 1980), 4
Het is de plicht van de Kerk opnieuw de leer over de onontbindbaarheid van het huwelijk ernstig te bevestigen - zoals de synodevaders gedaan hebben - voor degenen die het heden ten dage voor moeilijk of zelfs voor onmogelijk houden zich voor heel het leven aan een en dezelfde persoon te binden, en voor degenen die meegesleurd worden door een vorm van cultuur welke de onontbindbaarheid van het huwelijk afwijst en openlijk de spot drijft met de plicht van de gehuwden om trouw te zijn, is het nodig de blijde, beslist aan de natuur beantwoordende boodschap te laten horen van die echtelijke liefde die op Christus de Heer als haar fundament steunt en door Hem bekrachtigd wordt. Vgl. Ef. 5, 25
De onontbindbaarheid van het huwelijk, die geworteld is in de persoonlijke en totale wegschenking van de echtgenoten en vereist wordt voor het welzijn van de kinderen, vindt haar uiteindelijke waarheid in het plan dat God in zijn Openbaring bekend heeft gemaakt: Hij wil en geeft de onontbindbaarheid van het huwelijk als vrucht, teken en eis van de absoluut trouwe liefde waarmee God de mens bejegent en waarmee Christus de Heer zich als levenskracht aan zijn Kerk aanbiedt.
Christus hernieuwt het oorspronkelijk plan dat de Schepper in het hart van man en vrouw heeft geschreven, en Hij geeft in de viering van het sacrament van het huwelijk een "nieuw hart" (Mt. 19,8): zo kunnen de echtgenoten niet alleen de "hardheid van het hart" overwinnen, maar ook en wel bij voorkeur delen in de volkomen en volledige liefde van Christus, het nieuwe en eeuwige verbond dat vlees is geworden. Zoals de Heer Jezus de "trouwe getuige" (Openb. 3, 14) is, het "ja" van de beloften van God Vgl. 2 Kor. 1, 20 en bijgevolg de hoogste verwezenlijking van de volslagen trouw waarmee God zijn volk bemint, zo zijn de christelijke gehuwden geroepen waarachtig deel te nemen aan de onherroepelijke onontbindbaarheid waarin Christus verbonden is met de Kerk, zijn bruid welke Hij lief heeft tot het einde toe. Vgl. 1 Joh. 3, 1
De gave van het sacrament is tegelijk roeping en opdracht voor de christelijke gehuwden, opdat zij voor altijd trouw blijven aan elkaar, door de beproevingen en moeilijkheden heen, in edelmoedige gehoorzaamheid aan de heilige wil van de Heer: "Wat God derhalve heeft verbonden, mag een mens niet scheiden". (Mt. 19, 6)
Getuigen van de onschatbare waarde van de onontbindbaarheid van het huwelijk en van de huwelijkstrouw is een van de meest waardevolle en dringende plichten van het christelijke echtpaar van onze tijd. Met alle medebroeders die deelgenomen hebben aan de bisschoppensynode, prijs en bemoedig ik daarom de talrijke echtparen die, ook al ontmoeten zij zware moeilijkheden, het goed van de onontbindbaarheid bewaren en cultiveren: zij vervullen zo op nederige en moedige wijze de hun toevertrouwde taak in de wereld een "teken" te zijn - een klein maar kostbaar teken, soms onderworpen aan beproevingen maar altijd hernieuwd - van de onwankelbare trouw waarmee God en Jezus Christus alle mensen tezamen en ieder mens afzonderlijk beminnen. Het is echter ook nodig de waarde te erkennen van het getuigenis van die echtgenoten die, ook al zijn zij door hun partner in de steek gelaten, uit kracht van het christelijk geloof en de christelijke hoop niet een nieuwe verhouding zijn aangegaan: ook deze gehuwden geven een echt getuigenis van trouw, waaraan de hedendaagse wereld grote behoefte heeft. Om deze reden moeten zij aangemoedigd en geholpen worden door de herders en door de gelovigen van de Kerk.
De echtelijke omgang vormt de grondslag waarop de wijdere communicatie van het gezin wordt gebouwd: die tussen ouders en kinderen, van broers en zussen onder elkaar, met bloedverwanten en andere familieleden.
Deze gemeenschap wortelt in de natuurlijke banden van vlees en bloed. Zij ontwikkelt zich en vindt haar eigenlijk menselijke vervolmaking door de vorming en rijping van de nog diepere en rijkere banden van de geest: de liefde die de intermenselijke betrekkingen van de verschillende leden van het gezin bezielt, vormt de innerlijke kracht die de communicatie en de gemeenschap in het gezin vorm en leven geeft.
Het christelijk gezin is verder geroepen in een nieuwe en oorspronkelijke communicatie te leven die de natuurlijke omgang bevestigt en vervolmaakt. De genade van Jezus Christus, "de eerstgeborene onder vele broeders" (Rom. 8, 29) is werkelijk, krachtens haar natuur en haar innerlijk dynamisme, een "genade van broederlijkheid", zoals Sint Thomas van Aquino haar noemt. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. IIa-IIae, 14, 2, ad 4 De heilige Geest, die uitgestort wordt in de viering van de sacramenten, is de levende bron en het blijvende voedsel voor de verheven gemeenschap die de gelovigen verzamelt en met Christus en met elkaar verbindt in de eenheid van de Kerk Gods. Het christelijk gezin vormt een openbaring en verwerkelijking van de kerkelijke gemeenschap en ook daarom kan en moet men het "huiskerk" noemen." 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het lekenapostolaat, Apostolicam Actuositatem (18 nov 1965), 11
Alle leden van het gezin, ieder volgens eigen taak, krijgen de genade en de verantwoordelijkheid om dag na dag de omgang van de personen met elkaar op te bouwen, zodat het gezin een "school van meer volmaakte en rijkere menselijkheid wordt" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 52: dit gebeurt door de zorg en de liefde voor de kinderen, de zieken en de bejaarden; door de wederzijdse dagelijkse dienstbaarheid; door de goederen, de vreugde en het verdriet samen te delen.
Een fundamentele gelegenheid om een dergelijke communicatie op te bouwen, wordt gevormd door de uitwisseling tussen ouders en kinderen in de opvoeding Vgl. Ef. 6, 1-4 Vgl. Kol. 3, 20-21 , waarin eenieder geeft en ontvangt. Door hun liefde, respect en gehoorzaamheid jegens de ouders dragen de kinderen hun specifieke en onvervangbare bijdrage aan voor de opbouw van een echt menselijk en christelijk gezin. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 48 Dat zal hun gemakkelijker vallen, als de ouders hun gezag, waarvan zij geen afstand mogen doen, uitoefenen als een echte en eigenlijke "bediening", als een dienst dus aan het menselijk en christelijk welzijn van de kinderen, een dienst die er vooral op gericht is hen een werkelijk verantwoordelijke vrijheid te laten verwerven, en als de ouders zich tegelijk levendig bewust blijven van de "gave" die zij onophoudelijk in hun kinderen ontvangen.
De gemeenschap in het gezin kan slechts bewaard en vervolmaakt worden in een geest van grote zelfverloochening en offerbereidheid. Zij eist immers een bereidwillige en edelmoedige beschikbaarheid van allen en van ieder voor tederheid, verdraagzaamheid, vergeving, eendracht en verzoening. Elk gezin weet hoe egoïsme, onenigheid, spanningen en conflicten de eigen gemeenschap hevig aantasten en soms dodelijk treffen: daaruit ontstaan allerlei en veelvuldige oorzaken van onenigheid in de samenleving van het gezin. Maar ieder gezin is tegelijkertijd door God, de bewerker van de vrede, geroepen om met vreugdevolle en nieuwmakende ervaring de "verzoening" tot stand te brengen en de herstelde communicatie en hernieuwde eenheid in stand te houden. Vooral de deelname aan het Sacrament van de Verzoening en aan de Maaltijd van het ene Lichaam van Christus biedt aan het gezin de genade en legt het de plicht op om elke verdeeldheid te overwinnen en om voort te gaan naar de volle door God gewilde werkelijkheid van de gemeenschap, zodat het beantwoordt aan de vurige wens van de Heer: "dat allen één mogen zijn." (Joh. 17, 21)
In dit perspectief heeft de synode geoordeeld dat het van bijzonder belang is dat een aparte studie besteed wordt aan de vrouw, aan haar rechten en taken in het gezin en in de maatschappij. In hetzelfde perspectief moeten ook de man als echtgenoot en vader, de kleine en grotere kinderen en de bejaarden gezien worden.
Wat de vrouw betreft, moet men bovenal benadrukken dat haar waardigheid en verantwoordelijkheid gelijk zijn aan die van de man; deze gelijkheid vindt een bijzondere vorm van verwerkelijking in de wederzijdse schenking van de een aan de ander en in hun beider zelfgave aan de kinderen, twee dingen die eigen zijn aan het huwelijk en aan het gezin. Wat reeds het menselijk verstand aanvoelt en erkent wordt in zijn volheid geopenbaard door het Woord van God; de heilsgeschiedenis is immers een voortdurend en lichtend getuigenis van de waardigheid van de vrouw.
Door de mens als "man en vrouw" te scheppen (Gen. 1, 27), geeft God de waardigheid van persoon in gelijke mate aan de man en aan de vrouw, terwijl Hij beiden verrijkt met de onvervreemdbare rechten en verantwoordelijkheden die eigen zijn aan de menselijke persoon. God laat de waardigheid van de vrouw het aller-duidelijkst zien, door zelf het menselijk vlees aan te nemen uit de maagd Maria, die de Kerk eert als moeder van God, en onder de naam van de nieuwe Eva voorhoudt als het model van de verloste vrouw. Het fijngevoelige respect van Jezus voor de vrouwen die Hij geroepen heeft Hem in vriendschap te volgen, zijn verschijning op de ochtend van die dag van de verrijzenis aan een vrouw, alvorens uit de doden opgewekt aan de andere leerlingen te verschijnen, de opdracht aan de vrouwen het blijde nieuws van zijn verrijzenis aan de apostelen te brengen - het zijn allemaal tekenen die de speciale achting van de Heer Jezus voor de vrouw bevestigen. De apostel Paulus zegt: "Gij allen zijt kinderen van God door het geloof in Christus Jezus ... Er is geen jood meer of Griek; er is geen slaaf meer of vrije; er is geen man meer of vrouw, want allen zijt ge één in Christus Jezus". (Gal. 3, 26. 28)
Er kan niet aan getwijfeld worden dat de gelijke waardigheid en verantwoordelijkheid van man en vrouw de toegang van de vrouw tot de openbare functies ten volle rechtvaardigen. Van de andere kant eist de echte promotie van de vrouw ook dat de waarde van haar taak in het gezin en van haar rol als moeder duidelijk erkend wordt ten opzichte van de overige openbare functies en de overige beroepen. Die taken en beroepen moeten overigens op elkaar afgestemd worden, als men wil dat de maatschappelijke en culturele ontwikkeling werkelijk en volledig menselijk is.
Dat zal gemakkelijker gaan, als, volgens de wens van de synode, een vernieuwde "theologie van de arbeid" de zin van de arbeid in het christelijk leven belicht en verdiept en de fundamentele band tussen de arbeid en het gezin bepaalt en daarmee de oorspronkelijke en onvervangbare betekenis van het huishoudelijke werk en de opvoeding van de kinderen. Daarom kan en moet de Kerk onze huidige maatschappij helpen en moet zij onvermoeibaar vragen dat allen het werk van de vrouw thuis erkennen en eren in zijn eigen onvervangbare waarde. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Op de negentigste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Laborem Exercens (14 sept 1981), 19
Dat is van het hoogste en uitzonderlijk belang voor het werk van de opvoeding, want de wortel en de oorsprong van iedere discriminatie tussen de verschillende werkzaamheden en beroepen wordt uitgeroeid, als eenmaal duidelijk blijkt hoe allen zich inspannen op ieder gebied met hetzelfde recht en dezelfde verantwoordelijkheid. Zo zal het beeld en de gelijkenis van God in man en vrouw met meer glans verschijnen.
Ook al moet aan de vrouwen, evenals aan de mannen, het recht worden toegekend van toegang tot de verschillende publieke taken, toch moet de maatschappij zo gestructureerd worden dat de huisvrouwen en moeders niet feitelijk gedwongen worden buitenshuis te werken en dat hun gezinnen waardig kunnen leven en floreren, ook als zij zich geheel aan hun eigen gezin wijden.
Bovendien moet men de mentaliteit overwinnen volgens welke de eer van de vrouw eerder wordt gebaseerd op het werk buitenshuis dan op het werk in het gezin. Maar dit vereist dat de mannen de vrouw werkelijk achten en liefhebben, met alle persoonlijk respect voor haar waardigheid als persoon, en dat de maatschappij passende voorwaarden schept en ontwikkelt voor het huishoudelijk werk.
Met het vereiste respect voor de verschillende roeping van man en vrouw moet de Kerk in het leven zelf in zo groot mogelijke mate hun gelijkheid van rechten en waardigheid bevorderen, voor het welzijn van allen, van het gezin, van de maatschappij en van de Kerk. Het is duidelijk dat dit alles voor de vrouw niet de afstand van haar vrouwelijkheid betekent noch de imitatie van het mannelijk karakter, maar dat de volheid van het ware vrouwelijk mens-zijn wordt beklemtoond, zoals dit zich moet uitdrukken in haar handelen, zowel in het gezin als daarbuiten. Zonder overigens de verscheidenheid van gewoonten en culturen op dit gebied te verwaarlozen.
Bovendien bestaan ook heden nog in een groot deel van onze maatschappij veel vormen van vernederende discriminatie die ernstig enige speciale categorieën van vrouwen treffen en beledigen, zoals de gehuwde vrouwen die geen kinderen hebben, de weduwen, de vrouwen die niet samenleven met hun man, de gescheiden vrouwen, de ongehuwde moeders.
Deze en andere discriminaties zijn door de synodevaders ten zeerste betreurd: daarom vraag ik dat van de kant van allen een specifieke pastorale activiteit ontwikkeld wordt, krachtig en efficiënt, opdat die discriminaties totaal uit de weg geruimd worden en men komt tot de volledige waardering van het beeld Gods dat straalt in alle menselijke wezens, niemand uitgezonderd.
In zijn echtgenote ziet hij de vervulling van Gods plan: Het is niet goed dat de mens alleen blijft. "Ik ga een hulp voor hem maken die bij hem past" (Gen. 2, 18); en hij maakt tot de zijne de uitroep van Adam: "Eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn Vlees!". (Gen. 2, 23)
De ware echtelijke liefde veronderstelt en vereist dat de man diep respect toont voor de gelijke waardigheid van de vrouw: "Je bent niet haar meester - schrijft Sint Ambrosius - maar haar echtgenoot; zij is je niet als slaaf gegeven maar als echtgenote ... Schenk haar de attenties terug die zij aan jou schenkt, en wees haar dankbaar voor haar liefde." H. Ambrosius van Milaan, Hexameron. V, 7, 19: CSEL 32, I, 154 Met zijn echtgenote moet de man "in een heel bijzondere vorm van persoonlijke vriendschap leven" H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 9 . De christelijke man is verder geroepen een houding van nieuwe liefde te ontplooien en zo jegens zijn echtgenote de fijnzinnige en sterke liefde te betuigen die Christus heeft voor de Kerk.
De liefde voor de echtgenote die moeder is geworden, en de liefde voor de kinderen zijn voor de man de natuurlijke weg om zijn vaderschap te begrijpen en te verwerkelijken. Vooral daar waar de maatschappelijke en culturele omstandigheden de vader gemakkelijk brengen tot een zeker gebrek aan inzet voor het gezin of minstens tot een geringere deelname aan het werk van de opvoeding, is het nodig dat men zich inspant, opdat de maatschappij er weer van overtuigd raakt dat de plaats en de taak van de vader in en voor het gezin van uniek en onvervangbaar belang zijn. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Terni (Italië), H. Mis voor de gezinnen (19 mrt 1981), 3-5 Naar de ervaring leert, roept de afwezigheid van de vader psychologische en morele onevenwichtigheden op en aanzienlijke moeilijkheden voor de relaties in het gezin; zoals trouwens ook, in het tegenovergestelde geval, de verdrukkende aanwezigheid van de vader, vooral daar waar zich nog een te grote mannelijke overheersing voordoet (die in het Spaans 'machismo' genoemd wordt) ofwel van de misplaatste superioriteit van de mannelijke eigenschappen die de vrouw vernederen en de ontwikkeling van gezonde relaties in het gezin belemmeren.
De man, die op aarde het vaderschap van God zelf openbaart en vertegenwoordigt Vgl. Ef. 3, 15 , is geroepen de eensgezinde ontwikkeling van alle leden van het gezin te garanderen; hij zal die taak vervullen door edelmoedige verantwoordelijkheid voor het leven dat ontvangen is onder het hart van de moeder, door ijverige inzet voor de opvoeding in samenwerking met zijn echtgenote Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 52, door arbeid die het gezinsverband nooit losser maakt, maar de samenhang en de stabiliteit van het gezin juist bevordert, door een getuigenis van volwassen christelijk leven dat de kinderen op werkdadige wijze binnenleidt in de levendige ervaring van Christus en van de Kerk.
In het gezin, gemeenschap van personen, moet heel in het bijzonder aandacht geschonken worden aan de kinderen; men moet een diep respect ontplooien voor hun persoonlijke waardigheid alsmede een grote achting voor en een edelmoedige dienst aan hun rechten. Dit geldt voor ieder kind, maar meer naarmate het kind kleiner is en in alles hulp nodig heeft, of als het ziek is, ongelukkig of gehandicapt.
De Kerk, die een tedere en sterke zorg vraagt en heeft voor ieder kind dat ter wereld komt, vervult zo een van haar fundamentele plichten: zij is namelijk geroepen in de geschiedenis het voorbeeld en het gebod te openbaren en voor te houden van Christus de Heer, die het kind midden in het Rijk Gods heeft geplaatst: "Laat die kinderen toch bij Mij komen ... want aan hen die zijn zoals zij, behoort het Koninkrijk Gods". (Lc. 18, 16) Vgl. Mt. 19, 14 Vgl. Mc. 10, 14
Ik herhaal opnieuw wat ik gezegd heb op de algemene vergadering van de Verenigde Naties op 2 oktober 1979:
"Ik wens ... de vreugde uit te drukken die wij allen vinden in kinderen, de lente van het leven, de voorboden van de toekomstige geschiedenis van elk van onze huidige aardse geboortelanden. Geen enkel land op aarde, geen enkel politiek systeem kan aan zijn eigen toekomst denken anders dan door het beeld van deze nieuwe generaties, die van hun ouders het veelvoudige erfdeel zullen overnemen van waarden, plichten en aspiraties van de natie waartoe zij behoren, en van geheel de mensenfamilie. De zorg voor het kind, reeds vóór zijn geboorte, vanaf het eerste ogenblik van zijn ontvangenis, en vervolgens in de jaren van kindsheid en jeugd, is de voornaamste en fundamentele toetssteen voor de verhouding van mens tot mens. Wat kan ik dus beter toewensen aan iedere natie, aan heel de mensheid en aan alle kinderen van de wereld dan een betere toekomst, waarin respect voor de mensenrechten ten volle werkelijkheid wordt, heel het naderende derde millennium door". H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de 34e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties - New York, De waardigheid van de menselijke persoon als grondslag voor rechtvaardigheid en vrede (2 okt 1979), 21
De aanvaardende hartelijkheid, de liefde, de achting, de ene en veelvoudige zorg - stoffelijk, affectief, educatief, geestelijk - voor ieder kind dat ter wereld komt, moeten een eigen kenteken zijn van de christenen, in het bijzonder van de christelijke gezinnen: zij kunnen en mogen er geen afstand van doen; zo zullen de kinderen, terwijl ze zullen kunnen "toenemen in wijsheid, jaren en welgevallen bij God en bij de mensen" (Lc. 2, 52), hun kostbare bijdrage leveren aan de opbouw van de gemeenschap en aan de heiliging van de ouders. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 48
Het is nodig dat de pastorale activiteit van de Kerk allen stimuleert om de taken van de bejaarden in de burgerlijke en kerkelijke gemeenschap en vooral in het gezin te ontdekken en te waarderen. Werkelijk, het leven van de bejaarden helpt ons de schaal van menselijke waarden te verhelderen; het laat de continuïteit van de generaties zien en toont op bewonderenswaardige wijze de onderlinge afhankelijkheid in het volk Gods. De bejaarden hebben bovendien het charisma om de generatiekloven te overbruggen nog voor ze ontstaan. Hoeveel kinderen hebben begrip en liefde gevonden in de ogen, de woorden en de liefkozingen van bejaarden. En hoeveel bejaarde personen hebben graag de geïnspireerde woorden van de bijbel onderschreven dat de kindskinderen "de kroon zijn van de bejaarden" (Spr. 17, 6). H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de deelnemers aan het "International Forum on Active Aging" (5 sept 1980), 5