H. Paus Johannes Paulus II - 22 november 1981
FAMILIARIS CONSORTIO Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd |
|||
► | LICHT EN SCHADUW VAN HET GEZIN IN DEZE TIJD |
Deze kennis is dus een noodzakelijke eis van het werk van de evangelisatie. De Kerk moet immers het onveranderlijke en altijd nieuwe Evangelie brengen aan de gezinnen van onze tijd, geroepen als ze zijn om in de actuele omstandigheden van de wereld Gods plan met hen te aanvaarden en te beleven. Bovendien weerklinken de uitnodiging met het appèl van de Geest ook in de historische gebeurtenissen en daarom kan de Kerk ook geleid worden tot een dieper begrip van het onuitputtelijk mysterie van huwelijk en gezin door de situaties, de vragen, de zorgen en de hoop van de jongeren, de echtgenoten en de ouders van deze tijd. Daar komt nog een andere overweging bij, die van bijzondere betekenis is in de huidige tijd Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 4.
Niet zelden worden aan de hedendaagse man en vrouw die ernstig en ijverig op zoek zijn naar een antwoord op de dagelijkse, zware problemen van hun huwelijks- en gezinsleven, visies en suggesties aangeboden die verleidelijk zijn, maar in verschillende mate het ware wezen en de waardigheid van de menselijke persoon op het spel zetten. Vaak worden ze aangeboden door het machtige en ver reikende apparaat van de massamedia die op listige wijze de vrijheid en het vermogen objectief te oordelen, in gevaar brengen.
Velen zijn zich reeds bewust van dit gevaar waarin de menselijke persoon verkeert, en zetten zich in voor de waarheid. De Kerk met haar evangelisch onderscheidingsvermogen verenigt zich met hen en biedt haar diensten aan voor de waarheid, voor de vrijheid en voor de waardigheid van iedere man en van iedere vrouw.
Deze beoordeling komt tot stand via de geloofszin Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 12, die een gave is van de Geest aan alle gelovigen Vgl. 1 Joh. 2, 20 . Daarom is zij het werk van heel de Kerk, volgens de verscheidenheid van de menigvuldige gaven en charisma's welke samen en ieder volgens de eigen verantwoordelijkheid meewerken aan een dieper begrip en een grondiger verwezenlijking van het Woord Gods. De Kerk oefent haar evangelisch onderscheidingsvermogen dus niet alleen uit door middel van de herders die onderrichten in naam en krachtens volmacht van Christus, maar ook door middel van de leken: "Christus stelt hen aan tot getuigen en rust hen uit met geloofszin en met de gave van het Woord Vgl. Hand. 2, 17-18 Vgl. Openb. 19, 10 , om de kracht van het Evangelie in het dagelijkse leven, het gezin en de maatschappij te doen uitstralen" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 35. Wegens hun bijzondere roeping hebben de leken zelfs de specifieke taak de geschiedenis van de wereld te interpreteren in het licht van Christus, voor zover zij geroepen zijn om de aardse werkelijkheid te belichten en te ordenen volgens het plan van God de Schepper en Verlosser.
De "bovennatuurlijke geloofszin" Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 12 Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring ter bescherming van de Katholieke Leer over de Kerk tegen enkele hedendaagse dwalingen, Mysterium Ecclesiae (24 juni 1973), 2 bestaat echter niet alleen of noodzakelijkerwijze in de eensgezindheid van de gelovigen. Door Christus te volgen, zoekt de Kerk de waarheid en die valt niet altijd samen met de mening van de meerderheid. Zij luistert naar het geweten en niet naar macht en zo verdedigt zij de armen en verachten. De Kerk weet ook het sociologisch en statistisch onderzoek te waarderen, wanneer dit nuttig blijkt om de historische context te begrijpen waarin de pastorale activiteit zich moet ontplooien, en om beter de waarheid te kennen, maar een dergelijk onderzoek alleen kan niet zonder meer beschouwd worden als uitdrukking van de geloofszin.
Omdat het de taak is van het apostolische ambt te garanderen dat de Kerk volhardt in de waarheid van Christus en dat zij daar steeds dieper in doordringt, moeten de herders de geloofszin bevorderen in alle gelovigen, de echtheid van zijn expressies gezagvol onderzoeken en beoordelen en de gelovigen opvoeden tot een steeds rijper begrip van de evangelische waarheid Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 12 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 10.
Ten behoeve van een dergelijke echt evangelische beoordeling in de verschillende situaties en cultuurvormen waarin man en vrouw hun huwelijk en hun gezinsleven beleven, kunnen en moeten de echtgenoten en de ouders zelf evenwel een eigen, onvervangbare bijdrage leveren. Hun charisma of eigen gave, de gave van het Sacrament van het Huwelijk, maakt hen bekwaam voor deze taak Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Bij de opening van de zevende Synode van Bisschoppen over het Gezin (26 sept 1980), 3.
Aan de wortels van deze verschijnselen ligt vaak een verwording van de opvatting en van de ervaring van de vrijheid, die niet begrepen wordt als het vermogen de waarheid van Gods plan met het huwelijk en het gezin te realiseren, maar als een autonome kracht tot zelfbevestiging, dikwijls tegen de anderen in, ten behoeve van het eigen egoïstisch welzijn.
Wij moeten ook aandacht hebben voor het feit dat in de landen van de Derde Wereld de gezinnen vaak gebrek hebben aan de elementaire middelen tot overleven, zoals voedsel, werk, huisvesting, geneeskundige verzorging, en de meest fundamentele vrijheden missen. In de rijke landen daarentegen beroven de overdreven welvaart en de consumptiementaliteit, die op paradoxale wijze gepaard gaat met een bepaalde angst en onzekerheid voor de toekomst, de echtgenoten van de edelmoedigheid en de moed nieuw menselijk leven te verwekken: zo wordt het leven dikwijls niet als een zegen maar als een gevaar gezien, dat men moet afwenden.
De historische situatie waarin het gezin leeft, tekent zich dus af als een complex van licht en duisternis. Dit toont aan dat de geschiedenis niet zonder meer een automatische opmars naar het betere is, maar een product van vrijheid, liever gezegd: een strijd tussen tegengestelde vrijheden, of volgens de bekende uitdrukking van Sint Augustinus, een conflict tussen twee liefdes: de Godsliefde die haar toppunt vindt in zelfverachting, en de eigenliefde die haar toppunt vindt in verachting van God Vgl. H. Augustinus, Over de Stad Gods, De Civitate Dei. XIV, 28; CSEL 40, II, 56-57.
Hieruit volgt dat alleen de opvoeding tot liefde die in het geloof geworteld is, kan leiden tot de verwerving van het vermogen de "tekenen des tijds" te verstaan, die de historische uitdrukking zijn van de ene en van de andere liefde.
De wetenschap en haar technische toepassingen bieden nieuwe, onmetelijke mogelijkheden voor de opbouw van zo'n menselijkheid. Maar als gevoig van politieke keuzen die de richting van het wetenschappelijk onderzoek en van zijn toepassingen leerstellig bepalen, wordt de wetenschap dikwijls aangewend tegen haar oorspronkelijke zin in, tegen de ontwikkeling van de menselijke persoon.
Daarom is het nodig dat allen zich weer bewust worden van het primaat van de morele waarden, die de waarden zijn van de menselijke persoon als zodanig. De grote taak van onze tijd de maatschappij te vernieuwen, bestaat in het weer gaan begrijpen van de uiteindelijke zin van het leven en van de fundamentele waarden van dit leven. Alleen het besef van het primaat van deze waarden maakt het mogelijk de onmetelijke kansen die de mens door de wetenschap in handen zijn gelegd, zo te gebruiken dat zij werkelijk gericht worden op de ontwikkeling van de menselijke persoon in zijn volle werkelijkheid, vrijheid en waardigheid. De wetenschap is geroepen samen te gaan met de wijsheid.
Het is daarom mogelijk op de problemen van het gezin de woorden toe te passen van het Tweede Vaticaans Concilie: "Meer dan in de voorbije eeuwen is in onze dagen zo'n wijsheid nodig, opdat al datgene dat door de mens nieuw ontdekt wordt, tot grotere menswaardigheid zou strekken. De toekomst van de wereld komt namelijk in gevaar, als de mensen zelf niet wijzer worden". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 15
De opvoeding van het zedelijk bewustzijn, dat iedereen in staat stelt te onderscheiden wat de juiste manier is om zichzelf volgens zijn oorspronkelijke werkelijkheid te verwezenlijken, wordt zodoende een primaire en onontkoombare eis.
Wat in onze hedendaagse cultuur grondig hersteld moet worden, is de verbondenheid met de goddelijke wijsheid. Iedere mens heeft deel aan die wijsheid door Gods scheppingshandelen. En alleen door trouw aan deze verbondenheid zullen de gezinnen van onze tijd in staat zijn een positieve invloed uit te oefenen op de opbouw van een meer rechtvaardige en broederlijke wereld.
Er is een voortdurende, blijvende bekering vereist die, ook al vraagt zij innerlijke afrekening met alle kwaad en instemming met het goede in heel zijn volheid, zich toch in feite trapsgewijs verwerkelijkt, met stappen die steeds verder voeren. Zo ontwikkelt zich een dynamisch proces dat geleidelijk voortschrijdt, onder voortgaande integratie van de gaven van God en van de eisen van diens uiterste en absolute liefde, in heel het persoonlijk en maatschappelijk leven. Er is daarom een pedagogische weg van groei nodig, opdat de afzonderlijke gelovigen, de gezinnen en de volken, ja, de hele beschaving, vanuit hetgeen zij reeds ontvangen hebben van het mysterie van Christus, met geduld verder geleid worden en tot een rijkere kennis komen alsook tot een meer volmaakte integratie van dit mysterie in het leven.
Vasthoudend aan het tweevoudig beginsel van de verenigbaarheid van de verschillende culturen die de Kerk moet verbinden met het Evangelie, en van de gemeenschap met de universele Kerk, zal men voort moeten gaan met de studie, vooral van de zijde van de bisschoppenconferenties en van de bevoegde departementen van de Romeinse Curie, en met de pastorale inspanning, opdat deze "inculturatie" van het christelijke geloof zich steeds meer uitbreidt, ook in het kader van het huwelijk en het gezin.
Door middel van deze "inculturatie" komt men tot het volledig herstel van de band met Gods wijsheid, die Christus zelf is. De hele Kerk zal immers eveneens verrijkt worden door die culturen die, ook al bezitten zij geen technologie, toch vervuld zijn van menselijke wijsheid en doortrokken van diepe morele waarden.
Opdat het doet van deze tocht duidelijk mag zijn en bijgevolg de weg met zekerheid aangegeven mag worden, heeft de synode terecht op de eerste plaats grondig het oorspronkelijke plan van God met het huwelijk en het gezin overwogen: men moet namelijk "terugkeren naar het begin", in gehoorzaamheid aan het onderricht van Christus. Vgl. Mt. 19, 4-6