H. Paus Johannes Paulus II - 22 november 1981
Het gezin moet de kinderen zodanig opvoeden tot het leven dat ieder kind zijn taak ten volle vervult volgens de roeping die het van God ontvangen heeft. Want, een gezin dat openstaat voor de transcendente waarden, dat de broeders met vreugde dient, dat zijn taken met edelmoedige trouw vervult en dat zich bewust is van zijn dagelijkse deelneming aan het mysterie van het glorievolle kruis van Christus, wordt de eerste en beste kweekplaats voor de roeping tot het aan Gods Rijk toegewijde leven.
De bediening van de evangelisatie en de catechese door de ouders moet het leven van de kinderen ook begeleiden in de jaren van hun groei tot volwassenheid, waarin zij, zoals dikwijls gebeurt, het christelijk geloof dat zij in de eerste jaren van hun leven ontvangen hebben, betwisten of zelfs afwijzen. Zoals in de Kerk het werk van de evangelisatie altijd samengaat met het lijden van de geloofsverkondiger, zo moeten in het christelijke gezin de ouders met moed en grote gemoedsrust de moeilijkheden trotseren die hun bediening van de evangelisatie soms ontmoet in hun eigen kinderen.
Men moet nooit vergeten dat de dienst die de echtgenoten en de ouders bewijzen aan het Evangelie, wezenlijk een kerkelijke dienst is, die dus valt binnen de context van de hele Kerk als geëvangeliseerde en evangeliserende gemeenschap. Omdat de bediening van de evangelisatie en de catechese door de huiskerk geworteld is in en voortkomt uit de ene zending van de Kerk en gericht is op de opbouw van het ene Lichaam van Christus Vgl. 1 Kor. 12, 4-6 Vgl. Ef. 4, 12-13 , moet zij nauw verbonden blijven en op bewuste wijze geharmoniseerd worden met alle andere diensten van evangelisatie en catechese die werken in de kerkelijke gemeenschappen, zowel diocesane als parochiële.