H. Paus Johannes Paulus II - 22 november 1981
In een maatschappij die geschokt en uiteengevallen is door de spanningen en conflicten wegens de hevige botsingen tussen de verschillende vormen van individualisme en egoïsme, moeten de kinderen zich verrijken niet alleen met de zin voor ware gerechtigheid die als enige de mensen leidt tot respect voor ieders persoonlijke waardigheid, maar ook en vooral met de zin voor de echte liefde die oprechte zorg betekent en belangeloze dienst jegens de anderen, in het bijzonder de armsten en meest behoeftigen. Het gezin is de eerste en fundamentele school voor sociale deugden: als liefdesgemeenschap vindt het in de zelfgave de wet die het leidt en doet groeien. De zelfgave die de onderlinge liefde van de echtgenoten bezielt, vormt het model en de norm voor de zelfgave die er moet zijn in de relaties tussen broers en zusters en tussen de verschillende generaties die in het gezin samenleven. De omgang en gemeenschap waarin men dagelijks thuis leeft, in de ogenblikken van vreugde en van moeilijkheden, zijn de meest waarachtige en werkdadige pedagogie om de kinderen actief, bewust en vruchtbaar in te voegen in de wijdere wereld van de maatschappij.
De opvoeding tot liefde als zelfgave vormt ook de onmisbare vooronderstelling voor de ouders, die geroepen zijn aan de kinderen een duidelijke en verstandige seksuele opvoeding te geven. Tegenover een cultuur die de menselijke seksualiteit grotendeels "banaliseert", omdat zij haar interpreteert en beleeft op gereduceerde en verarmde wijze, door haar alleen te verbinden met het lichaam en met het egoïstisch genot, moet de opvoedende dienst van de ouders zich standvastig richten op een seksuele cultuur die werkelijk en volledig persoonlijk is: de seksualiteit is immers een rijkdom van heel de persoon - lichaam, gevoel en ziel - en openbaart haar innerlijke betekenis, als zij de persoon brengt tot zelfgave in de liefde.
Het seksuele onderricht, fundamenteel recht en plicht van de ouders, moet steeds plaatsvinden onder hun zorgzame leiding, hetzij thuis, hetzij in de opvoedingscentra die door hen gekozen zijn en gecontroleerd worden. In deze zin bevestigt de Kerk de wet van de subsidiariteit, waaraan de school zich moet houden, wanneer zij meewerkt aan de seksuele opvoeding: zij moet zich opstellen in de geest die de ouders bezielt.
Hierbij is de opvoeding tot kuisheid onmisbaar, als deugd die de waarachtige rijpheid van de persoon ontwikkelt en hem bekwaam maakt om de betekenis van het lichaam voor het huwelijk te respecteren en te bevorderen. De tekenen van de roeping door God onderkennend, moeten de christelijke ouders zelfs speciale aandacht en zorg besteden aan de opvoeding tot maagdelijkheid, als hoogste vorm van de zelfgave die de eigen zin vormt van de menselijke seksualitieit.
Wegens de nauwe banden tussen de seksuele dimensie van de persoon en zijn ethische waarden moet de opvoeding de kinderen ertoe brengen de zedelijke normen te erkennen en te waarderen als noodzakelijke en kostbare garantie voor een verantwoorde persoonlijke groei in de menselijke seksualiteit.
Daarom verzet de Kerk zich voortdurend tegen een bepaalde, vaak gepropageerde vorm van seksuele voorlichting die is losgemaakt van de zedelijke beginselen en niets anders is dan een inleiding op de ervaring van het genot en een prikkel die voert tot het verlies van de gemoedsrust - reeds in de jaren van onschuld - en de weg naar de ondeugd opent.