H. Paus Johannes Paulus II - 22 november 1981
Juist omdat de zedelijke orde de bedoeling van God de Schepper openbaart en voorhoudt, kan zij niet iets zijn dat de mens benadeelt en zijn persoonlijkheid kleineert; integendeel, omdat zij beantwoordt aan de diepste behoeften van de door God geschapen mens, stelt zij zich in dienst van diens volledige mens-zijn, met de fijnzinnige en verplichtende liefde waarmee God zelf ieder schepsel bezielt, ondersteunt en naar zijn geluk voert.
De mens, die geroepen is te leven in verantwoordelijkheid volgens het wijze en liefdevolle plan van God, is echter een historisch wezen dat zichzelf van dag tot dag vormt door zijn talrijke vrije keuzen; daarom kent, bemint en volbrengt hij het zedelijke goed in groeifasen.
Ook de echtgenoten zijn in hun zedelijk leven geroepen tot een onophoudelijke vooruitgang, waarin zij worden gesteund door het oprechte en werkdadige verlangen steeds beter de waarden te leren kennen die door de goddelijke wet beschermd en bevorderd worden, en door de loyale en edelmoedige wil die waarden gestalte te geven in hun concrete keuzen. Zij mogen echter de wet niet alleen maar zien als een ideaal dat zij in de toekomst moeten bereiken; zij moeten haar beschouwen als een bevel van Christus de Heer, ervoor zorgend dat zij de moeilijkheden vol ijver overwinnen.
"Daarom mag de zogenaamde "wet van de geleidelijkheid" of de geleidelijke vooruitgang niet vereenzelvigd worden met de "geleidelijkheid van de wet", alsof er verschillende graden en verschillende vormen van voorschriften zouden zijn in de wet voor onderscheiden mensen en situaties. Volgens Gods bedoeling worden alle echtgenoten in het huwelijk geroepen tot heiligheid en deze hoge roeping wordt verwerkelijkt in zoverre de menselijke persoon in staat is te beantwoorden aan het goddelijk gebod met een gerust gemoed en in vertrouwen op Gods genade en de eigen wil". H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Bij de sluiting van de 7e Bisschoppensynode (over het Gezin) (25 okt 1980), 8In dezelfde lijn is het van belang voor de pedagogie van de Kerk dat de echtgenoten vooral duidelijk de leer van de encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Deze pedagogie omvat, zoals de synode naar voren heeft gebracht, heel het huwelijksleven. Daarom moet de taak het leven door te geven, geïntegreerd worden in de universele zending van heel het christelijke leven, dat zonder het kruis niet tot de verrijzenis kan komen. In deze context kan men begrijpen dat het niet mogelijk is de bereidheid tot zelfverloochening en opoffering uit het gezinsleven weg te denken; deze moet men integendeel van harte aanvaarden, teneinde de echtelijke liefde te verdiepen en haar bron van innige vreugde te laten worden.
Deze gezamenlijke voortgang vraagt om studie, voorlichting en een passende opleiding van priesters, religieuzen en leken die een taak hebben in de gezinspastoraal; zij allen zullen de echtgenoten kunnen helpen op hun menselijke en geestelijke tocht die het bewustzijn van de zonde meebrengt en de oprechte ijver voor de naleving van de zedenwet, alsmede de dienst van de verzoening. Men moet er zich ook van bewust zijn dat het in de intieme huwelijksomgang gaat om de wil van twee personen, die echter geroepen zijn tot harmonie van geest en gedrag; dit vraagt veel geduld, toegeeflijkheid en tijd. Van bijzonder belang is op dit gebied de overeenstemming van het morele en pastorale oordeel van de priesters; die overeenstemming moet nauwgezet gezocht en bewaard worden, opdat de gelovigen geen gewetensangst behoeven te hebben. Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 28
De vooruitgang van de echtgenoten zal dus vergemakkelijkt worden, als zij, de leer van de Kerk eerbiedigend en in hoge mate vertrouwend op de genade van Christus, geholpen en begeleid door de zielenherders en door de hele kerkelijke gemeenschap, weten te ontdekken en te ervaren welke de kracht is die het Evangelie aanbiedt en die het gebod van de Heer aanreikt, voor de bevrijding en de ontwikkeling van de ware liefde.