H. Paus Johannes Paulus II - 22 november 1981
De wetenschappelijk-technische vooruitgang, die de hedendaagse mens door zijn beheersing van de natuur voortdurend doet groeien, voedt immers niet alleen de hoop op het scheppen van een betere mensheid maar schept ook een steeds diepere angst voor de toekomst. Sommigen vragen zich af of het wel goed is te leven en of het niet beter zou wezen zelfs niet geboren te zijn; daarom twijfelen zij of het geoorloofd is anderen in het leven te roepen die wellicht hun eigen bestaan zullen vervloeken in een wrede wereld waarvan de verschrikkingen zelfs niet te voorzien zijn. Anderen denken dat zij de enigen zijn voor wie de voordelen van de techniek bestemd zijn, en sluiten anderen uit, aan wie voorbehoedmiddelen worden opgelegd of nog ergere methoden. Weer anderen, in de ban van de consumptiementaliteit en alleen bezorgd om een voortdurende vermeerdering van de materiële goederen, begrijpen tenslotte niet meer de geestelijke rijkdom van het nieuwe mensenleven en weigeren het daarom. De uiteindelijke reden van deze geesteshouding is de afwezigheid van God in het hart van de mensen; alleen zijn liefde is sterker dan alle mogelijke angsten van de wereld en kan deze overwinnen.
Zo is er een mentaliteit tegen het leven ontstaan (anti-life mentality in het Engels), zoals uit veel actuele problemen blijkt: men kan bijvoorbeeld denken aan een zekere paniek, voortgekomen uit de studies van ecologen en futurologen over de demografie, die soms het gevaar van de bevolkingstoename voor de kwaliteit van het leven overdrijven.
De Kerk gelooft echter vast dat het menselijk leven, ook al is het zwak en ziek, altijd een schitterende gave is van Gods goedheid. Tegenover het pessimisme ten aanzien van de toekomst en het blinde egoïsme die de wereld verduisteren, kiest de Kerk partij voor het leven; zij weet in ieder menselijk leven de glans te ontdekken van dat "ja", van dat "Amen" dat Christus zelf is Vgl. 2 Kor. 1,19 Vgl. Openb. 3, 14 . Tegenover het "nee" dat de wereld binnendringt en neerdrukt, stelt zij dit levende "ja" en verdedigt zij op deze manier de mensen en de wereld tegen degenen die het leven belagen en aantasten.
De Kerk is geroepen opnieuw met duidelijker en krachtiger overtuiging aan allen haar wil te manifesteren met alle middelen het leven te bevorderen en te verdedigen tegen elke hinderlaag, in welke situatie en in welk stadium van ontwikkeling het zich ook mag bevinden.
Daarom veroordeelt de Kerk als een ernstige aantasting van de menselijke waardigheid en van de rechtvaardigheid alle activiteiten van overheden of van andere publieke autoriteiten waarmee deze proberen, op welke wijze dan ook, de vrijheid van beslissing van de ouders over kinderen te beperken. Bijgevolg dient beslist iedere vorm van dwang veroordeeld te worden die autoriteiten gebruiken ten gunste van anticonceptie of zelfs van sterilisatie en abortus; men moet dit met kracht afwijzen. Eveneens moet men als een ernstige onrechtvaardigheid het feit verafschuwen dat in de internnationale betrekkingen ontwikkelingshulp afhankelijk wordt gesteld van programma's voor anticonceptie, sterilisatie en abortus. Vgl. Bisschoppensynodes, Boodschap bij de sluiting van de Bisschoppensynode over het christelijk gezin in de wereld van deze tijd (25 okt 1980), 5