H. Paus Johannes Paulus II - 22 november 1981
Deze echtelijke communicatie heeft haar wortels in het feit dat man en vrouw van nature elkaar aanvullen en zij voedt zich door middel van de persoonlijke wil van de echtgenoten hun hele leven samen te delen, alles wat zij hebben en zijn: daarom is een dergelijke communicatie de vrucht en het teken van een diep menselijk vereiste. Maar in Christus de Heer neemt God dit menselijk vereiste op, bevestigt het, zuivert het en verheft het en brengt het tot volmaaktheid in het sacrament van het huwelijk: de heilige Geest, die is uitgestort in de sacramentele viering, biedt de gehuwden de gave aan van een nieuwe omgang, van een liefde, die een levend beeld is van de uitzonderlijke eenheid welke van de Kerk het ondeelbare mystieke Lichaam van de Heer maakt.
De gave van de Geest is levensopdracht voor de christelijke gehuwden en tegelijk een stimulans om iedere dag voortgang te maken op de weg van een steeds rijkere vereniging met elkaar op alle niveaus - van lichaam, van karakter, van hart, van verstand en wil, van ziel Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Kinshasa, Mis voor de gezinnen (3 mei 1980), 4 -, om zo aan de Kerk en aan de wereld het nieuwe liefdesverkeer te openbaren dat geschonken is door de genade van Christus.
Een dergelijke communicatie wordt radicaal gedwarsboomd door de polygamie: deze ontkent immers op directe wijze de bedoeling van God, zoals die ons aan het begin geopenbaard wordt, omdat zij tegengesteld is aan de gelijke waardigheid van man en vrouw als personen die zich in het huwelijk aan elkaar wegschenken met een liefde welke totaal is en daarom uniek en exclusief. Zoals het Tweede Vaticaans Concilie schrijft: "De door de Heer bevestigde eenheid van het huwelijk blijkt op overduidelijke wijze ook uit de gelijke waardigheid als persoon van man en vrouw, die tot uitdrukking behoort te komen in wederkerige en totale liefde". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 49 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Kinshasa, Mis voor de gezinnen (3 mei 1980), 4
In dit perspectief heeft de synode geoordeeld dat het van bijzonder belang is dat een aparte studie besteed wordt aan de vrouw, aan haar rechten en taken in het gezin en in de maatschappij. In hetzelfde perspectief moeten ook de man als echtgenoot en vader, de kleine en grotere kinderen en de bejaarden gezien worden.
Wat de vrouw betreft, moet men bovenal benadrukken dat haar waardigheid en verantwoordelijkheid gelijk zijn aan die van de man; deze gelijkheid vindt een bijzondere vorm van verwerkelijking in de wederzijdse schenking van de een aan de ander en in hun beider zelfgave aan de kinderen, twee dingen die eigen zijn aan het huwelijk en aan het gezin. Wat reeds het menselijk verstand aanvoelt en erkent wordt in zijn volheid geopenbaard door het Woord van God; de heilsgeschiedenis is immers een voortdurend en lichtend getuigenis van de waardigheid van de vrouw.
Door de mens als "man en vrouw" te scheppen (Gen. 1, 27), geeft God de waardigheid van persoon in gelijke mate aan de man en aan de vrouw, terwijl Hij beiden verrijkt met de onvervreemdbare rechten en verantwoordelijkheden die eigen zijn aan de menselijke persoon. God laat de waardigheid van de vrouw het aller-duidelijkst zien, door zelf het menselijk vlees aan te nemen uit de maagd Maria, die de Kerk eert als moeder van God, en onder de naam van de nieuwe Eva voorhoudt als het model van de verloste vrouw. Het fijngevoelige respect van Jezus voor de vrouwen die Hij geroepen heeft Hem in vriendschap te volgen, zijn verschijning op de ochtend van die dag van de verrijzenis aan een vrouw, alvorens uit de doden opgewekt aan de andere leerlingen te verschijnen, de opdracht aan de vrouwen het blijde nieuws van zijn verrijzenis aan de apostelen te brengen - het zijn allemaal tekenen die de speciale achting van de Heer Jezus voor de vrouw bevestigen. De apostel Paulus zegt: "Gij allen zijt kinderen van God door het geloof in Christus Jezus ... Er is geen jood meer of Griek; er is geen slaaf meer of vrije; er is geen man meer of vrouw, want allen zijt ge één in Christus Jezus". (Gal. 3, 26. 28)