
H. Paus Johannes Paulus II - 22 november 1981
Hij openbaart het oorspronkelijke wezen van het huwelijk, de waarheid "van het begin" Vgl. Gen. 2, 24 Vgl. Mt. 19,5 , en Hij stelt de mens in staat deze waarheid volledig te realiseren, door hem te bevrijden van de hardheid van zijn gemoed.
Deze openbaring bereikt haar definitieve volheid in de liefdesgave die het Woord Gods aan de mensen schenkt door de menselijke natuur aan te nemen, en in het offer van zichzelf dat Jezus Christus brengt op het kruis voor zijn bruid, de Kerk. In dit offer openbaart zich duidelijk de bedoeling die God gelegd heeft in de menselijke natuur van de man en de vrouw, reeds vanaf hun schepping Vgl. Ef. 5, 32-33 ; het huwelijk van de gedoopten wordt zo een echt teken van het nieuwe en eeuwige verbond, dat bekrachtigd is in het bloed van Christus. De Geest die de Heer uitstort, schenkt een nieuw hart en stelt de man en de vrouw in staat elkaar te beminnen, zoals Christus ons bemind heeft. De huwelijksliefde bereikt die volheid waarop zij van binnenuit gericht is, de ware echtelijke liefde die de eigen en specifieke wijze is waarop de gehuwden deelnemen aan de liefde van Christus die zich wegschenkt op het kruis, en geroepen worden om hieruit te leven.
Met terecht beroemde woorden heeft Tertullianus op prachtige wijze getuigd van de verhevenheid van dit huwelijksleven in Christus en van de bekoorlijkheid ervan: "Hoe zou ik in staat zijn het geluk uit te drukken van dit huwelijk dat de Kerk sluit, het eucharistisch offer bevestigt, de zegening bezegelt, de engelen aankondigen en de Vader bekrachtigt? ... Welk een twee-eenheid van twee gelovigen, die verenigd zijn in één en dezelfde hoop, achting en dienstbaarheid. Zij zijn beiden broeders en beiden dienen zij tezamen; noch naar de geest noch naar het vlees is er ook maar de minste verdeeldheid. Ja, zij zijn waarachtig twee in één enkel vlees en daar waar het vlees één is, is ook de geest één." Tertullianus, Ad Uxorem. II, VIII, 6-7: CCL I, 393; SC 273, p. 49
In trouwe aanvaarding en overweging van het woord van God heeft de Kerk op plechtige wijze onderwezen en onderwijst zij dat het huwelijk van gedoopten één van de zeven sacramenten van het Nieuwe Verbond is. Vgl. Concilie van Trente, 24e Zitting - Leer over het Sacrament van het Huwelijk, Sessio XXIV - Doctrina de sacramento matrimonii (11 nov 1563), 5
Door het doopsel zijn de man en de vrouw immers definitief ingelijfd in het nieuwe en eeuwige verbond, in het verbond van de bruiloft van Christus met de Kerk. En het is wegens deze onverwoestbare inlijving dat de intieme gemeenschap van leven en huwelijksliefde, die ingesteld is door de Schepper Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 48, wordt verheven en opgenomen in de huwelijksliefde van Christus die bevestigd en verrijkt wordt door zijn verlossende kracht.
Krachtens het sacramentele karakter van hun huwelijk zijn de echtgenoten met elkaar verbonden op volledig onontbindbare wijze. Omdat zij elkaar toebehoren, door middel van het sacramentele teken, tonen zij samen de betrekking zelf van Christus met de Kerk aan.
Daarom roepen de echtgenoten voor de Kerk voortdurend op wat op het kruis is gebeurd; zij zijn voor elkaar en voor de kinderen getuigen van het heil waaraan het sacrament hen deelachtig maakt. Van dit heilsgebeuren is het huwelijk, zoals ieder sacrament, gedachtenis, tegenwoordigstelling en profetie: "
Zoals elk van de zeven sacramenten is ook het huwelijk een waarachtig symbool van het heilsgebeuren, echter op eigen wijze. "De echtgenoten hebben daaraan deel precies als echtgenoten, met hun tweeën, als echtpaar, zodanig dat het eerste effect van het huwelijk (res et sacramentum) niet de bovennatuurlijke genade zelf is, maar de christelijke huwelijksband, een typisch christelijke gemeenschap van twee personen, want het vertegenwoordigt het mysterie van de menswording van Christus en zijn verbondsgeheim. Ook de inhoud van de deelname aan het leven van Christus is specifiek: de echtelijke liefde vereist een totaliteit waarin alle componenten van de persoon bijdragen - appèl van het lichaam en van het instinct, kracht van het gevoel en van de affectiviteit, aspiratie van de geest en van de wil -; zij streeft naar een diep persoonlijke eenheid die, boven de vereniging in één vlees uit, één van hart en ziel maakt; zij vereist de onontbindbaarheid en de trouw aan de wederzijdse definitieve wegschenking en stelt zich open voor de vruchtbaarheid Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 9. In één woord, het gaat om de normale kenmerken van iedere natuurlijke huwelijksliefde; echter met een nieuwe zin, die ze niet alleen zuivert en bevestigt, maar zodanig verheft dat ze uitdrukking worden van eigenlijk christelijke waarden". H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot vertegenwoordigers van Centre de Liaison des Equipes de Recherche (3 nov 1979), 4
Deze echtelijke communicatie heeft haar wortels in het feit dat man en vrouw van nature elkaar aanvullen en zij voedt zich door middel van de persoonlijke wil van de echtgenoten hun hele leven samen te delen, alles wat zij hebben en zijn: daarom is een dergelijke communicatie de vrucht en het teken van een diep menselijk vereiste. Maar in Christus de Heer neemt God dit menselijk vereiste op, bevestigt het, zuivert het en verheft het en brengt het tot volmaaktheid in het sacrament van het huwelijk: de heilige Geest, die is uitgestort in de sacramentele viering, biedt de gehuwden de gave aan van een nieuwe omgang, van een liefde, die een levend beeld is van de uitzonderlijke eenheid welke van de Kerk het ondeelbare mystieke Lichaam van de Heer maakt.
De gave van de Geest is levensopdracht voor de christelijke gehuwden en tegelijk een stimulans om iedere dag voortgang te maken op de weg van een steeds rijkere vereniging met elkaar op alle niveaus - van lichaam, van karakter, van hart, van verstand en wil, van ziel Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Kinshasa, Mis voor de gezinnen (3 mei 1980), 4 -, om zo aan de Kerk en aan de wereld het nieuwe liefdesverkeer te openbaren dat geschonken is door de genade van Christus.
Een dergelijke communicatie wordt radicaal gedwarsboomd door de polygamie: deze ontkent immers op directe wijze de bedoeling van God, zoals die ons aan het begin geopenbaard wordt, omdat zij tegengesteld is aan de gelijke waardigheid van man en vrouw als personen die zich in het huwelijk aan elkaar wegschenken met een liefde welke totaal is en daarom uniek en exclusief. Zoals het Tweede Vaticaans Concilie schrijft: "De door de Heer bevestigde eenheid van het huwelijk blijkt op overduidelijke wijze ook uit de gelijke waardigheid als persoon van man en vrouw, die tot uitdrukking behoort te komen in wederkerige en totale liefde". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 49 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Kinshasa, Mis voor de gezinnen (3 mei 1980), 4
Het is de plicht van de Kerk opnieuw de leer over de onontbindbaarheid van het huwelijk ernstig te bevestigen - zoals de synodevaders gedaan hebben - voor degenen die het heden ten dage voor moeilijk of zelfs voor onmogelijk houden zich voor heel het leven aan een en dezelfde persoon te binden, en voor degenen die meegesleurd worden door een vorm van cultuur welke de onontbindbaarheid van het huwelijk afwijst en openlijk de spot drijft met de plicht van de gehuwden om trouw te zijn, is het nodig de blijde, beslist aan de natuur beantwoordende boodschap te laten horen van die echtelijke liefde die op Christus de Heer als haar fundament steunt en door Hem bekrachtigd wordt. Vgl. Ef. 5, 25
De onontbindbaarheid van het huwelijk, die geworteld is in de persoonlijke en totale wegschenking van de echtgenoten en vereist wordt voor het welzijn van de kinderen, vindt haar uiteindelijke waarheid in het plan dat God in zijn Openbaring bekend heeft gemaakt: Hij wil en geeft de onontbindbaarheid van het huwelijk als vrucht, teken en eis van de absoluut trouwe liefde waarmee God de mens bejegent en waarmee Christus de Heer zich als levenskracht aan zijn Kerk aanbiedt.
Christus hernieuwt het oorspronkelijk plan dat de Schepper in het hart van man en vrouw heeft geschreven, en Hij geeft in de viering van het sacrament van het huwelijk een "nieuw hart" (Mt. 19,8): zo kunnen de echtgenoten niet alleen de "hardheid van het hart" overwinnen, maar ook en wel bij voorkeur delen in de volkomen en volledige liefde van Christus, het nieuwe en eeuwige verbond dat vlees is geworden. Zoals de Heer Jezus de "trouwe getuige" (Openb. 3, 14) is, het "ja" van de beloften van God Vgl. 2 Kor. 1, 20 en bijgevolg de hoogste verwezenlijking van de volslagen trouw waarmee God zijn volk bemint, zo zijn de christelijke gehuwden geroepen waarachtig deel te nemen aan de onherroepelijke onontbindbaarheid waarin Christus verbonden is met de Kerk, zijn bruid welke Hij lief heeft tot het einde toe. Vgl. 1 Joh. 3, 1
De gave van het sacrament is tegelijk roeping en opdracht voor de christelijke gehuwden, opdat zij voor altijd trouw blijven aan elkaar, door de beproevingen en moeilijkheden heen, in edelmoedige gehoorzaamheid aan de heilige wil van de Heer: "Wat God derhalve heeft verbonden, mag een mens niet scheiden". (Mt. 19, 6)
Getuigen van de onschatbare waarde van de onontbindbaarheid van het huwelijk en van de huwelijkstrouw is een van de meest waardevolle en dringende plichten van het christelijke echtpaar van onze tijd. Met alle medebroeders die deelgenomen hebben aan de bisschoppensynode, prijs en bemoedig ik daarom de talrijke echtparen die, ook al ontmoeten zij zware moeilijkheden, het goed van de onontbindbaarheid bewaren en cultiveren: zij vervullen zo op nederige en moedige wijze de hun toevertrouwde taak in de wereld een "teken" te zijn - een klein maar kostbaar teken, soms onderworpen aan beproevingen maar altijd hernieuwd - van de onwankelbare trouw waarmee God en Jezus Christus alle mensen tezamen en ieder mens afzonderlijk beminnen. Het is echter ook nodig de waarde te erkennen van het getuigenis van die echtgenoten die, ook al zijn zij door hun partner in de steek gelaten, uit kracht van het christelijk geloof en de christelijke hoop niet een nieuwe verhouding zijn aangegaan: ook deze gehuwden geven een echt getuigenis van trouw, waaraan de hedendaagse wereld grote behoefte heeft. Om deze reden moeten zij aangemoedigd en geholpen worden door de herders en door de gelovigen van de Kerk.
Eenzaamheid en andere moeilijkheden zijn vaak het lot van de alleen gebleven partij, vooral als deze onschuldig is. In dit geval moet de kerkelijke gemeenschap deze meer dan ooit steunen, haar achting, solidariteit, begrip en concrete hulp verlenen, zodanig dat het haar mogelijk is de trouw te bewaren, ook in de moeilijke situatie waarin zij zich bevindt; bovendien moet zij haar helpen de plicht tot vergeving, die eigen is aan de christelijke liefde, te beoefenen alsook de bereidheid eventueel het vroegere echtelijke leven weer op te nemen.
Volkomen hieraan gelijk is het geval van de partner die een echtscheiding heeft moeten ondergaan, maar zich wel bewust is van de onontbindbaarheid van de geldige huwelijksverbintenis en zich niet laat verwikkelen in een nieuwe verbintenis, maar zich integendeel inzet tenminste voor de vervulling van zijn gezinsplichten en van de verplichtingen van het christelijk leven. In zo'n geval krijgt het voorbeeld van trouw en christelijke standvastigheid een bijzondere waarde als getuigenis tegenover de wereld en voor de Kerk, die hierdoor nog meer gedwongen wordt tot nog meer noodzakelijke en onophoudelijke activiteit om haar liefde te betonen en hulp te bieden, terwijl er geen enkel bezwaar is tegen de toelating tot de sacramenten.
De herders moeten weten dat zij, uit liefde voor de waarheid, verplicht zijn de situaties goed te onderscheiden. Er is immers verschil tussen degenen die zich oprecht ingespannen hebben om hun eerste huwelijk te redden, maar op volkomen onrechtvaardige wijze in de steek gelaten zijn, en degenen die door hun eigen zware schuld een kerkrechtelijk geldig huwelijk stuk gemaakt hebben. Tenslotte zijn er degenen die een nieuwe verbintenis zijn aangegaan met het oog op de opvoeding van de kinderen en die soms in geweten overtuigd zijn dat het vorige huwelijk, dat onherstelbaar verbroken is, nooit geldig is geweest.
Samen met de synode spoor ik de herders en heel de gemeenschap van gelovigen vurig aan de gescheidenen te helpen en met zorgzame liefde ervoor te waken dat zij niet als van de Kerk gescheidenen worden beschouwd, daar zij als gedoopten mogen en zelfs moeten deelnemen aan haar leven. Zij dienen daarenboven aangespoord te worden naar het Woord Gods te luisteren, het misoffer bij te wonen, te volharden in het gebed, de werken van naastenliefde en alle initiatieven van de gemeenschap ten bate van de rechtvaardigheid te begunstigen, de kinderen op te voeden in het christelijk geloof, zich toe te leggen op de geest en op de werken van boetvaardigheid om zo van dag tot dag de genade van God af te smeken. De Kerk moet voor hen bidden, hen aanmoedigen, zich een barmhartige moeder tonen en hen zo steunen in het geloof en de hoop.
Niettemin bevestigt de Kerk haar praktijk, gebaseerd op de heilige Schrift, de hertrouwde gescheidenen niet tot de communie toe te laten. Zij verhinderen immers zelf dat zij toegelaten worden, aangezien hun levensstaat en situatie objectief in tegenspraak zijn met de liefdesgemeenschap tussen Christus en de Kerk, die in de Eucharistie haar teken en verwerkelijking vindt. Er is bovendien nog een andere, speciaal pastorale reden: als men deze mensen tot de communie toelaat, zullen de gelovigen in dwaling en verwarring gebracht worden omtrent de leer van de Kerk over de onontbindbaarheid van het huwelijk. De verzoening in het sacrament van de Boete, die de weg opent naar het sacrament van de Eucharistie, kan verder alleen verleend worden aan degenen die er berouw over hebben dat zij het teken van het verbond en de trouw van Christus geschonden hebben en die oprecht bereid zijn een vorm van leven te leiden die niet meer in tegenspraak is met de onontbindbaarheid van het huwelijk. Dit brengt concreet mee dat de man en de vrouw "de verplichting op zich nemen in volledige onthouding te leven, d.w.z. zich van de eigenlijke huwelijksdaad te onthouden" H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Bij de sluiting van de 7e Bisschoppensynode (over het Gezin) (25 okt 1980), 7, wanneer zij om serieuze redenen - zoals bijvoorbeeld de opvoeding van kinderen - niet kunnen voldoen aan de verplichting uit elkaar te gaan.
Het respect dat verschuldigd is aan het sacrament van het Huwelijk, alsmede aan de echtgenoten zelf, aan hun gezinsleden en ook aan de gemeenschap van de gelovigen, verbiedt eveneens aan alle herders, om welk motief of om welke pastorale reden ook, voor gescheidenen die hertrouwen, plechtigheden van welke aard ook te organiseren. Deze zouden namelijk de indruk geven van de viering van een nieuw sacramenteel en geldig huwelijk en bijgevolg tot dwaling leiden omtrent de onontbindbaarheid van het geldig gesloten huwelijk.
Door zo te handelen, belijdt de Kerk haar trouw aan Christus en aan zijn waarheid; en tegelijkertijd gedraagt zij zich als een bezorgde moeder jegens deze kinderen van haar, speciaal jegens hen die buiten hun schuld in de steek gelaten zijn door hun wettige partner.
Zij gelooft bovendien vol vertrouwen dat allen die zich verwijderd hebben van het gebod van de Heer en nog in zo'n situatie leven, van God de genade van de bekering en van het heil kunnen verkrijgen, als zij volharden in het gebed, in de boete en in de liefde.