Patriarch Bartholomeus I - 18 oktober 2008
Uwe Heiligheid ! synodale Vaders !.
Ik ervaar een gevoel van nederigheid, maar ook van vreugde om uitgenodigd te worden door Uwe Heiligheid om het woord te voeren op de 12e algemene gewone vergadering van de bisschoppensynode. Een historische ontmoeting van bisschoppen van de rooms-katholieke Kerk uit de gehele wereld, en samengekomen op éénzelfde plaats om te mediteren over het «Woord van God» en om met elkaar te beraadslagen over de ervaring en de uitdrukking van dit Woord «in het leven en de zending van de Kerk» .
Deze vriendschappelijke uitnodiging van Zijne Heiligheid aan onze nederige persoon is een teken dat vol is van zin en betekenis - wij zouden zelfs zeggen: een historische gebeurtenis op zich. Het is immers voor de eerste keer in de geschiedenis dat de gelegenheid wordt gegeven aan een oecumenische patriarch om zich te richten tot een synode van de rooms-katholieke Kerk, en dus kan mede participeren aan het leven van de Zusterkerk op een zo hoog niveau. Wij zien daarin de vruchten van het handelen van de Heilige Geest die onze Kerken leidt om onze wederzijdse relaties nauwer en dieper te maken. Het gaat hier om een stap in het licht van onze volle communio.
Het is wel bekend dat de orthodoxe Kerk een ecclesiologisch belangrijk belang hecht aan het synodale systeem. Samen met de primauteit vormt de synodaliteit het bestuur van de Kerk en haar organisatie. Zoals de internationale gemengde Commissie voor de theologische dialoog die tussen onze Kerken gevoerd wordt, in haar Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen
Kerkelijke Communio, Conciliariteit en Gezag
Ecclesiologische en Canonieke gevolgtrekkingen uit de Sacramentele Natuur van de Kerk (Ravenna Document van de Gezamenlijke Commissie voor Theologische Dialoog tussen de Katholieke Kerk en de Orthodoxe Kerk)
(14 oktober 2007) het heeft gezegd: de onderlinge samenhang van de synodaliteit en het primaatschap doorkruist alle niveaus van het leven der Kerk: lokaal, regionaal en universeel. Daar wij vandaag het voorrecht hebben om ons tot uw synode te richten, groeit onze hoop om eens de dag te mogen beleven waar onze twee Kerken het volledig eens zullen zijn over de rol van het primaatschap en van de synodaliteit in het leven van de Kerk. Daaraan is onze theologische commissie hard aan het werken.
Het thema dat deze bisschopssynode heeft gekozen heeft een fundamentele betekenis, niet alleen voor de rooms-katholieke Kerk, maar ook voor allen die geroepen zijn om in onze tijd van Christus te getuigen. De zending en de evangelisatie blijven een permanente plicht vormen voor de Kerk van alle tijden en overal. Zij maken deel uit van de natuur zelf van de Kerk omdat zij «apostolische» is, tegelijk in de zin van haar trouw aan de oorspronkelijke lering van de Apostelen, maar ook omdat zij het woord van God verkondigt in alle culturele verbanden en op elk moment. De Kerk moet dus het Woord van God herontdekken voor alle generatie en met vernieuwde kracht en overtuiging moet zij deze richten aan onze hedendaagse wereld, die in het diepste van haar hart dorst heeft naar Gods boodschap, een boodschap van vrede, hoop en liefde.
Deze plicht tot evangelisatie zou op een belangrijke wijze kunnen worden gewaardeerd en versterkt, indien alle christenen zich in een positie zouden bevinden van waaruit zij dit kunnen doen geleid door één stem en als een volledige herenigde Kerk. In zijn gebed tot de Vader vóór zijn lijden heeft onze Heer klaar en duidelijk uitgedrukt dat de eenheid van de Kerk door en door verbonden is met Zijn opdracht «opdat de wereld gelove» (Joh. 17, 21). Het is dus gepast dat deze synode haar poorten heeft open gezet voor haar broederlijke gedelegeerden in een oecumenische geest. Zodat wij allen bewust zouden worden van onze gemeenschappelijke zending tot evangelisatie, maar ook van de problemen en moeilijkheden die aan de realisatie ervan verbonden zijn in de wereld van vandaag.
Deze synode heeft zonder twijfel het thema van het Woord van God in de diepte en al haar aspecten bestudeerd, theologisch, praktisch en pastoraal. In onze nederige tussenkomst zullen wij ons beperken om met u enkele bedenkingen te delen over het thema van onze bijeenkomst, vertrekkend vanuit de manier waarop de orthodoxe traditie ze heeft benaderd in de loop der eeuwen en in het bijzonder vanaf de leringen van de griekse Vaders. Concreter, willen wij ons concentreren op drie aspecten van dit thema, te weten:
Wij denken dat deze drie aspecten van groot belang zijn in het leven en de zending van de Kerk.
Wij zullen hierbij verwijzen naar een rijke patristieke traditie vanaf het begin van de 3e eeuw en die een leer ontwikkeld heeft van de vijf spirituele zintuigen. Het Woord van God beluisteren, het Woord van God bemediteren en geraakt worden door het Woord van God zijn zovele spirituele manieren om het unieke goddelijk mysterie te ervaren. Steunend op het boek Spreuken - «Gij zult de kennis van Gods vinden (aἵsqhsiϚ) » (Spr. 2, 5) - roept Origines van Alexandrië uit : «Deze zintuigen openbaren het zien in de contemplatie van de immateriële vormen: het gehoor voor de onderscheiding van de stem, de smaak voor het brood des levens te smaken, de reuk om de zachte spirituele parfums te waarderen, en de tastzin om het Woord van God te dragen dat begrepen wordt door elk vermogen van de ziel ».
De spirituele zintuigen zijn op verschillende manieren beschreven - als de «vijf zintuigen van de ziel», of als de «goddelijke eigenschappen», en zelfs als «eigenschappen van het hart» of «van de geest». Deze leer heeft de theologie van de Capadociërs (vooral Basilios de Grote en Gregorios van Nyssa) geïnspireerd, evenals de theologie van de woestijnvaders (in het bijzonder Evagrius Ponticus en Macarios de Grote).
Tijdens elke celebratie van de liturgie van de heilige Johannes Chrysostomos, bidt de celebrant «opdat wij waardig mogen zijn te luisteren naar het heilig Evangelie». Waarom ? «wat wij hebben gehoord,en wat wij met onze ogen hebben gezien, wat we mochten aanschouwen en onze handen mochten betasten met betrekking tot het Woord des Levens» (1 Joh. 1, 1) behoort op de eerste plaats en boven alles niet tot één van onze eigenschappen of een aangeboren recht dat wij zouden hebben als menselijke wezens. Het is een voorrecht en een gave die wij ontvangen als kinderen van de levende God. De christelijke Kerk is voor alles een Kerk gegrondvest op de heilige Schriften. Zelfs als de wijzen van interpreteren kunnen veranderen van de ene kerkvader tot de andere, van de ene school tot de andere, in het Oosten of het Westen, de Schriften komen altijd tot ons als een levende realiteit en niet als dode letter.
Zo is in de context van een levendig geloof de Schrift het getuigenis van een levende geschiedenis, van de relatie tussen de levende God en een levend volk. Het Woord « dat door de profeten gesproken werd » 1e Concilie van Constantinopel, Credo van Nicea - Constantinopel (31 juli 381). Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel, is gesproken met het inzicht beluisterd en gevolgd te worden. Het gaat vooreerst over een mondelinge en directe communicatie gericht tot de mensen, bestemd voor de mensen. De geschreven tekst is dus ervan afgeleid en ondergeschikt; de geschreven tekst staat altijd ten dienste van het gesproken woord. Deze wordt niet op een mechanische wijze overgebracht maar gecommuniceerd van geslacht tot geslacht als het levende woord. Door de mond van de profeet Isaïas belooft de Heer: «Want zoals regen en sneeuw uit de hemel vallen, en daar niet terugkeren, zonder de aarde te drenken (...) Zo is het ook met het woord uit mijn mond: niet ledig keert het tot mij terug» (Jes. 55, 10-11).
Meer nog: zoals de heilige Johannes Chrysostomos het uitlegt, toont het goddelijk Woord ons een diepe beschouwing over de diversiteit van de personen die het beluisteren en het ontvangen, en ook hun culturele contexten. De aanpassing van het goddelijk Woord aan de specifieke mogelijkheden en aan de bijzondere culturele context van ieder persoon toont ons de missionaire dimensie van de Kerk, geroepen om de wereld om te vormen door het Woord. In de stilte, evenals in de verkondiging, in het gebed evenzeer als in de actie, richt het goddelijk Woord zich tot de ganse wereld - «Maak alle volkeren tot mijn leerlingen» (Mt. 28, 19) - zonder enig voorrecht op het gebied van ras, cultuur, sexe of sociale status. Wanneer wij deze goddelijke zending volbrengen, dan kunnen we met zekerheid zeggen: «Zie ik blijf altijd bij u, tot aan het einde der wereld» (Mt. 28, 20). Wij worden geroepen om het goddelijk Woord te verkondigen in alle talen : «Voor allen ben ik van alles geworden, om met alle middelen enigen te redden» (1 Kor. 9, 22).
Bovendien, als leerlingen van het Woord van God moeten wij vandaag meer dan ooit een uitzicht bieden, over de grenzen van de sociale, politieke of economische orde heen, aan de noodzaak om de armoede uit te roeien, om het evenwicht te bevorderen in een globaliserende wereld, om het fundamentalisme en het racisme te bestrijden en een religieuze tolerantie te ontwikkelen in een wereld in conflict. Door te antwoorden op de noden van de armen, de meest kwetsbaren en de marginalen van deze wereld, bepaalt de kerk haar grenzen ten overstaan van een globaliserende wereld. Alhoewel de theologische en spirituele taal verschilt van het technisch en economisch vocabularium, bezwijken de hinderpalen, die op het eerste gezicht religieuze bezorgdheden zijn (zoals de zonde, het heil en de spiritualiteit), en de pragmatische (zoals de handel, de zaken en de politiek) voor de veelvuldige uitdagingen van de sociale rechtvaardigheid en de globalisering, want ze zijn niet ontoegankelijk.
Of dit nu het leefmilieu, de vrede, de armoede of de honger, de opvoeding of de gezondheidszorg betreft, wij zien vandaag dat er hierover een grote gemeenschappelijke bezorgdheid en verantwoordelijkheid bestaat die op een bijzondere manier wordt ervaren, zowel door gelovigen als door niet gelovigen. Ons engagement zal niet verminderen noch ongedaan gemaakt worden omwille van de bestaande verschillen tussen disciplines of door meningsverschillen met hen die de wereld op een andere wijze voor ogen houden. Niettemin zijn de groeiende tekenen van een gemeenschappelijk engagement voor het welzijn van de mensheid en het leven van de wereld zeer bemoedigend. Deze ontmoeting van personen en instituties beloofd veel goeds voor de wereld. Dit engagement onderstreept de hoge roeping en de zending van de leerlingen en medestanders van het Woord van God, die erin moet bestaan hun politieke en/of religieuze verschillen te transcenderen om zo de zichtbare wereld om te vormen tot eer van de onzichtbare God.
De onzichtbare is nooit zichtbaar geweest, tenzij in de schoonheid van de iconografie en de wonderwerken van de schepping. Volgens de woorden van de voorvechter van de heilige beelden, de heilige Johannes van Damascus, «als maker van hemel en aarde, was God het Woord de eerste om iconen te schilderen en voor te stellen». Elke trek met het penseel in de iconografie - zoals elk woord in een theologische definitie, elke noot van een psalmzang of elke steen gebeiteld in een kapel of een grote kathedraal - drukt het goddelijk Woord uit in de schepping. Het is als een lofprijzing aan God doorheen elk levend wezen en alles wat ademt Vgl. Ps. 150, 5 .
Toen de verering van de iconen terug in ere werd hersteld, interesseerde het 7e oecumenische concilie van Nicea zich niet voor de religieuze kunst : het was eenvoudigweg de bevestiging van de eerste bepalingen van de volheid van de menselijkheid van het Woord van God. Iconen zijn een zichtbare herinnering aan onze goddelijke roeping; zij nodigen ons uit, om ons te verheffen boven onze onbeduidende bezorgdheden en de dwingende vragen van deze wereld. Zij moedigen ons aan om het buitengewone te zoeken in het zeer eenvoudige, om ons te vervullen met dezelfde verwondering die ook de goddelijke verwondering in Genesis karakteriseerde : «God zag alles wat Hij gemaakt had : het was goed» (Gen. 1, 30-31). Het Griekse woord (in de Septuagint) voor «goedheid», κάλλοϚ, kallos impliceert - etymologisch en symbolisch - een «appèl» . De iconen onderlijnen de fundamentele zending van de Kerk die erin bestaat dat alle personen en alle dingen geschapen en geroepen zijn om 'goed' en 'mooi' te zijn.
De iconen doen ons de dingen op een andere manier zien, een andere manier ook om de realiteit te beleven, een andere manier om de conflicten op te lossen. Wij worden uitgenodigd om te aanvaarden wat de hymnologie van de zondag van Pasen noemt «een andere wijze van leven». Want wij hebben een arrogante en misprijzende houding gehad tegenover de natuurlijke schepping. Wij hebben geweigerd om het Woord van God in de oceanen van onze planeet te zien, in de bomen van onze continenten, en in de dieren die onze aarde bevolken. Wij die «deelgenoten willen worden aan de goddelijke natuur» (2 Pt. 1, 4), hebben verzaakt aan onze eigen natuur die ons oproept om ons voldoende te buigen over het Woord in de schepping. Hoe kunnen wij de grote gevolgen van het goddelijk Woord dat vlees geworden is negeren? Waarom hebben wij niet gemerkt dat de geschapen natuur in het verlengde ligt van het lichaam van Christus?
De oosterse theologen stellen altijd de kosmische dimensies in het licht van de goddelijke incarnatie. Het geïncarneerde Woord is wezenlijk in de schepping, ontsproten door een goddelijke tussenkomst. De heilige Maximos de Belijder legt de nadruk op het feit dat het Woord van God in alle dingen aanwezig is Vgl. Kol. 3, 11 , de goddelijke logos verblijft in het centrum van de wereld, aldus zijn eerste en ultieme doel mysterievol openbarend. Vgl. 1 Pt. 1, 20 Dit mysterie wordt beschreven door Athanasius van Alexandrië. «De Logos wordt door geen enkel ding duidelijk naar voor gebracht maar hij bevat alles. Hij is in alles en tegelijk is hij buiten elk ding (...) de eerst-geborene van de ganse wereld onder al zijn aspecten». De ganse wereld is een proloog op het Evangelie van Johannes. En wanneer de Kerk de breedste dimensies van het Woord van God, de kosmische, niet herkent, en haar bezorgdheden beperkt tot de zuiver spirituele, dan verwaarloost zij haar voortdurende zending om aan God te vragen haar om te vormen - altijd en overal - , «in al de plaatsen waar zij zich bevindt» - in de verontreinigde Kosmos.
Het is niet verbazingwekkend dat de zondag van Pasen, wanneer de Paascelebratie haar hoogtepunt bereikt, de orthodoxe Christenen zingen : «Nu is alles vervuld van het goddelijk licht: de hemel, de aarde en alles op aarde. Dat de gehele schepping zich verheuge». Elke authentieke, «ernstige ecologie», is dus onverbreekbaar verbonden met de dieper liggende theologie : «zelfs een steen, schrijft Basilios de Grote, draagt het zegel van het Woord van God. Dat is waar voor een mier, een bij en een mug, de kleinste schepselen. Want hij ontvouwd de wijde oceanen en stelt de oneindige zeeën ten toon; en hij schept de holle angel van de bij». Basilios herinnert ons hier niet slechts aan de geringe rol van de mens in de wijdse en schitterende schepping van God, hij onderlijnt alleen onze centrale rol in het heilsplan van God voor de ganse wereld.
Het woord van God «treedt buiten zichzelf in een eeuwigdurende extase» (Denys de Areopagiet), zoekende met passie om «in ons te wonen» (Joh. 1, 14), opdat de wereld het leven in overvloed zou hebben (Joh. 10, 10). De barmhartigheid van God is wijdverbreid en verdeeld « om de voorwerpen van zijn weldaden te vermenigvuldigen» (Gregorios de Theoloog). God neemt al onze zwakheden op zich, «Hij die bekoord werd geheel op dezelfde wijze als wij, behoudens de zonde» (Hebr. 4, 15), om ons datgene te offeren wat van God is en om van ons goden te maken door de genade. «Voor U is Hij arm geworden, terwijl Hij rijk was, om U door Zijn armoede te verrijken» zegt de apostel Paulus (2 Kor. 8, 9), aan wie dit jaar juist werd toegewijd. Zo is het Woord van God: wij brengen het glorie en eer.
Het woord van God incarneert zich ten volle in de schepping, vooral doorheen het Sacrament van de Eucharistie. Het is dáár dat het woord vlees wordt en ons niet alleen toestaat het te horen en te zien, maar ook om het aan te raken met onze eigen handen, zoals de heilige Johannes het zegt (1 Joh. 1, 1), en van Hem een deel van ons lichaam en ons bloed te maken, volgens de woorden van de heilige Johannes Chrysostomos.
In de Heilige Eucharistie is het beluisterde woord zowel gezien als gedeeld («koinonia» - (κοινωνία)). Het is geen toeval indien in de eerste eucharistische documenten, zoals bijvoorbeeld in de Apocalyps en de Apostolische Vader
Didachè
Onderwijs van de Twaalf Apostelen (), de Eucharistie geassocieerd wordt aan de profetie, en de bisschoppen die haar celebreerden werden beschouwd als de opvolgers van de profeten (bijvoorbeeld, Apostolische Vader
Het martelaarschap van Polycarpus ()). De Eucharistie werd reeds beschreven door Paulus (1 Kor. 11) als de «verkondiger» van de dood van Christus en Zijn tweede komst. Het doel van de Schrift is fundamenteel de verkondiging van het Koninkrijk en de aankondiging van de eschatologische dingen. De Eucharistie geeft ons een voorsmaak van het Koninkrijk en zij is, in deze betekenis, de verkondiging van het Woord bij uitstek. In de Eucharistie worden het Woord en het Sacrament slechts één realiteit. Het Woord houdt op «woorden» te zijn en wordt een persoon, die alle menselijke wezens en de gehele schepping incarneert.
Doorheen het leven van de Kerk, weerspiegelt zich de « kenose » (de leer dat Christus Zijn goddelijke gestalte heeft afgelegd om mens te worden) en de communio met het woord van God in de levens van de heiligen als de voelbare menselijke ervaring van het woord van God in onze samenleving. Op die wijze, transformeert zich het woord van God in het lichaam van de gekruisigde en verheerlijkten Christus. Daaruit volgt dat de heiligen een organische relatie vormen met de hemel en de aarde, met God en met de ganse schepping. In de ascetische strijd, verzoend de heilige het Woord en de wereld. Door het berouw en de zuivering, is de heilige vervuld - zoals Abba Isaac de Syriêr- van medelijden voor elk schepsel, wat overeenkomt met de nederigheid en de uiterste volmaaktheid.
Het is daarom dat de heilige met vurigheid en een onvoorwaardelijke en onweerstaanbaar aanzien bemint. Doorheen de heiligen kennen wij het Woord zelf van God, omdat - zoals de heilige Gregorios Palamas het bevestigt - «God en zijn heiligen dezelfde glorie en dezelfde glans delen». In de discrete aanwezigheid van een heilige leren wij hoe de theologie en de actie samenvallen. In de medelijdende liefde van de heilige, ervaren wij God «onze Vader » en de barmhartigheid van God als « onwankelbaar blijvend» (Ps. 135, 70). De heilige wordt verteerd door het vuur van Gods liefde: daarom deelt de heilige de genade mee en kan hij niet de minste manipulatie of misbruik in de maatschappij of de natuur aanvaarden. De heilige doet eenvoudigweg dat wat «goed en juist» is (Liturgie van de heilige Johannes Chrysostomos), door de mensheid altijd haar waardigheid te geven en door de schepping te eren. «Zijn woorden hebben de kracht van de daad en zijn stilte de macht van een redevoering» (heilige Ignatius van Antiochië).
En in de gemeenschap der heiligen is iedereen geroepen om «als vuur te worden» (Apophtegmen van de woestijnvaders), om zo de wereld te raken door de mystieke kracht van het Woord van God. Dit op zo een wijze dat - zoals Christus aan het Kruis - de wereld ook zou kunnen zeggen: «Iemand heeft mij geraakt!» Vgl. Mt. 9, 20 . Het kwade kan slechts uitgeroeid worden door de heiligheid, en niet door hardheid. En de heiligheid brengt in de maatschappij een zaadkorrel die geneest en ons omvormt. Verrijkt door het leven der sacramenten en de zuiverheid van het gebed, kunnen wij dieper doordringen in het mysterie van het Woord van God. Het is zoals met de tektonische platen van de aardkorst: de diepste lagen moeten slechts enkele millimeter bewegen om de oppervlakte van onze planeet doorheen te schudden. Maar opdat dergelijke spirituele revolutie zou plaatsvinden, moeten wij eerst de ervaring hebben van een radicale ommekeer «een metanoia» - een bekering van onze gedragingen, gewoontes en daden - want zo gebruiken wij het Woord van God slecht of misbruiken wij de gaven van God en de schepping van God.
Zo een bekering is zeker onmogelijk zonder de goddelijke genade ; men bereikt ze niet door de grootst mogelijke inspanning te leveren of met de menselijke wil. «Voor de mensen is het onmogelijk, maar voor God is alles mogelijk»(Mt. 19, 26). De spirituele verandering heeft plaats wanneer onze lichamen en onze zielen gegrift zijn op het levende Woord van God, wanneer onze cellen de levendige bloedstroom bevatten die voorkomt van de sacramenten, wanneer we openstaan om alles met allen te delen. Zoals ons de heilige Johannes Chrysostomos eraan herinnert, kan het Sacrament van «onze naaste» niet gescheiden worden van het Sacrament van het «altaar». Ongelukkiglijk zijn wij de roeping om te delen vergeten, samen met de verplichting die er uit voortvloeit. De sociale ongerechtigheid en de onwettelijkheid, de armoede in de wereld en de oorlog, de vervuiling en de ontaarding van ons leefmilieu vloeien voort uit onze onbekwaamheid of ons tekort aan wil om te delen. Als wij zeggen dat wij het sacrament van het altaar bezitten, dan kunnen wij niet verzaken aan het sacrament van onze naaste, of het vergeten, want het vertegenwoordigt een fundamentele voorwaarde voor de realisatie van het Woord van God in de wereld, in het leven en in de zending van de Kerk.
Dierbare broeders in Christus, wij hebben de leer van de kerkvaders onderzocht naar hun spirituele betekenis door de kracht te analyseren van het beluisteren en het uitspreken van het Woord van God in de Schriften, om het Woord van God te zien in de iconen en in de natuur, alsook om het Woord van God aan te voelen in de heiligen en de Sacramenten. Welnu, opdat wij trouw zouden blijven aan het leven en de zending van de Kerk, moeten wij persoonlijk getransformeerd worden door dit Woord. De Kerk moet als een moeder zijn, die gedragen wordt door wat zij eet, maar die, tezelfdertijd, voedt doorheen het voedsel. Zonder voedsel kunnen wij het niet volhouden. Wanneer de wereld de vreugde van de verrijzenis van Christus niet deelt, dan is dat een aanslag op onze rechtschapenheid en ons engagement om het Woord van God te beleven. Voor de celebratie van elke liturgische liturgie, bidden de orthodoxe christenen dat dit Woord zou « gebroken en geconsumeerd, uitgedeeld en gedeeld» worden in de communie. En «wij weten allen,dat wij gegaan zijn door de dood naar het leven, omdat wij onze broeders» en zusters liefhebben (1 Joh. 3, 14).
De uitdaging waarmee wij worden geconfronteerd is de onderscheiding van het Woord van God ten overstaan van het kwaad, de transfiguratie van de minste detail en van alle dingen van deze wereld in het licht van de Verrijzenis. De overwinning is reeds aanwezig in het diepste van de Kerk, elke keer dat wij de ervaring mogen ondervinden van de genade van de verzoening en de communio. Dat ieder van ons strijde - in zijn het diepste van zijn hart en in de wereld - om de kracht van het Kruis te herkennen, dan beginnen wij het feit te erkennen dat elke daad van rechtvaardigheid, elke vonk van schoonheid, elk woord van waarheid gelijdelijkaan de schors van het kwaad kan wegnemen. Over de grenzen heen van onze zwakke inspanningen, hebben we nochtans de verzekering van de Geest die «onze zwakheden tegemoet komt» (Rom. 8, 26), en aan onze kant blijft om ons te verdedigen en te «versterken» (Joh. 14, 16). Dit, door ons «om te vormen, zoals de heilige Symeon de Nieuwe Theoloog het zo kernachtig uitdrukt over alles wat het Woord van God ons zegt over het Rijk Gods: parel, mosterdzaadje, gist, water, vuur, brood, leven en mystieke bruiloftskamer».
Zo is de kracht en de genade van de Heilige Geest, die wij bij wijze van conclusie aanroepen tijdens deze tussenkomst, aan Uwe heiligheid onze dankbaarheid uitdrukkend, als ook aan iedereen van jullie hier aanwezig, met onze zegen: Koning van de hemel, Trooster, Geest der Waarheid, Gij die overal tegenwoordig zijt en allen vervult, schatkamer van alle goeds schenker van het leven, kom en verblijf in ons, zuiver ons van alle smet en redt onze zielen. Gij die goedheid zijt en de samenleving liefhebt.
Amen.