• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Zoals de goddelijke wijsheid in het Oude Testament haar huis gebouwd heeft in de steden van de mensen, ondersteund door zeven zuilen Vgl. Spr. 9, 1 , zo heeft ook het Woord van God zijn woning gemaakt in het Nieuwe Testament. De Kerk heeft de moedergemeenschap van Jeruzalem als voorbeeld. De Kerk is gebouwd op Petrus en de apostelen en ook in deze tijd blijft zij, door de bisschoppen in gemeenschap met de Opvolger van Petrus, het Woord van God bewaren, verkondigen en interpreteren Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 13. In de Handelingen van de Apostelen (Hand. 2, 42) schetst Lucas de opbouw van de Kerk, gebaseerd op vier ideale pijlers, die we nog altijd terugzien in de verschillende vormen van kerkelijke gemeenschappen: “Zij legden zich ernstig toe op de leer der apostelen, bleven trouw aan het gemeenschappelijk leven en ijverig in het breken van het brood en in het gebed”.
In de eerste plaats is er de apostolische didachè, dat wil zeggen de prediking van het Woord van God. De apostel Paulus waarschuwt ons: “Zo ontstaat dan het geloof door de prediking, en de prediking geschiedt in opdracht van Christus” (Rom. 10, 17). De stem van de boodschapper komt van de Kerk, die het kerygma predikt, dat wil zeggen de primaire, fundamentele boodschap die Jezus zelf aan het begin van zijn openbare optreden heeft verkondigd: “De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap” (Mc. 1, 15). De apostelen verkondigen met de dood en verrijzenis van Christus de openbaring van het koninkrijk van God, dat wil zeggen het beslissende goddelijke ingrijpen in de geschiedenis van de mens: “Bij niemand anders is dan ook de redding te vinden en geen andere Naam onder de hemel is aan de mensen gegeven waarin wij gered moeten worden” (Hand. 4, 12). De christen getuigt van deze hoop met zachtmoedigheid, eerbied en een zuiver geweten en is bereid om de stormen van ontkenning en vervolging te weerstaan, wetende dat het “beter is, zo God het wil, te lijden voor het goede dat men doet dan straf te ondergaan voor misdrijven” (1 Pt. 3, 16-17).

In de Kerk wordt catechese gegeven: die is bedoeld om de christen te doen groeien “in zijn begrip van het geheimenis van Christus in het licht van Gods woord, zodat zijn gehele mens-zijn van dat woord doortrokken is” H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Catechese geven in onze tijd, Catechesi Tradendae (16 okt 1979), 20. Maar het hoogtepunt van de verkondiging is de preek, die voor veel christenen nog altijd het belangrijkste moment is waarop hij met Gods woord in aanraking komt. Hierbij moet de voorganger ook optreden als een profeet. Hij moet niet alleen in duidelijke, doortastende en krachtige bewoordingen met gezag “de wonderbare daden van God in de geschiedenis van het heil” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 35 verkondigen – ons in de eerste plaats verkondigd door een duidelijke, levendige lezing van de Bijbeltekst die de liturgie aangeeft – maar hij moet er ook naar handelen in de tijd waarin zijn toehoorders leven en maken dat het vraagstuk van bekering en volkomen toewijding in hun hart tot bloei komt: “Wat moeten we doen, mannen broeders?” (Hand. 2, 37).

Verkondiging, catechese en de preek vragen daarom om lezen en begrijpen, om uitleg en interpretatie en om de betrokkenheid van hart en geest. Zo komt er dan in de prediking een tweeledige beweging tot stand. In de eerste plaats gaat men terug naar de wortels van de heilige teksten, de gebeurtenissen, de eerste woorden van de heilsgeschiedenis, om de betekenis en boodschap ervan te kunnen begrijpen. En vervolgens keert men terug naar het heden, naar de eigen tijd van de lezers en toehoorders, steeds met Christus in gedachten, die het licht is dat de Schriften tot een eenheid maakt. Zo deed Jezus het zelf ook – zoals eerder aangehaald – op zijn tocht naar Emmaüs met twee van zijn leerlingen. En zo deed ook de diaken Filippus op weg van Jeruzalem naar Gaza, toen hij tegen de Ethiopische hoveling de beroemde woorden sprak: “Begrijpt ge wat ge leest?” Daarop antwoordde de Ethiopiër: “Hoe zou ik dat kunnen als niemand mij daarin behulpzaam is?” (Hand. 8, 30-31). En deze dubbele beweging vindt uiteindelijk zijn bestemming in de volle ontmoeting met Christus in het sacrament: de tweede pijler waarop de Kerk, het huis van Gods Woord, rust.
Het breken van het brood. Ook daarvan zien we weer een voorbeeld in Emmaüs Vgl. Lc. 24, 13-35 , waar gebeurt wat iedere dag in ons kerken gebeurt: de prediking van Jezus over Mozes en de profeten mondt uit in het aan tafel breken van het eucharistische brood. Dit is het moment waarop God persoonlijk in contact treedt met zijn volk. Het is de bezegeling van het nieuwe verbond door het bloed van Christus Vgl. Lc. 22, 20 . Het is het ultieme werk van het Woord, dat zichzelf aanbiedt als voedsel door het offer van zijn lichaam, het is de bron en het hoogtepunt van het leven en de missie van de Kerk. Het evangelieverhaal over het Laatste Avondmaal, de nagedachtenis aan het offer van Christus, zoals verkondigd in de eucharistieviering, wordt door het aanroepen van de Heilige Geest gebeurtenis en sacrament. Daarom verklaarde het Tweede Vaticaanse Concilie in een zeer indringende passage: “De Kerk heeft de goddelijke geschriften steeds zo vereerd als ook het lichaam van de Heer zelf. Want zij neemt, vooral in de heilige liturgie, voortdurend van de tafel van het Woord van God en van het lichaam van Christus het brood des levens” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 21. “De liturgie van het woord en de eucharistische liturgie zijn zo nauw met elkaar verbonden, dat zij één daad van eredienst uitmaken” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 56 en dat moet weer in het centrum van het christelijk leven komen te staan.
De derde pijler van het spirituele bouwwerk van de Kerk, het huis van het Woord, bestaat uit de gebeden, die, zoals Paulus zei, geweven zijn uit “psalmen, hymnen en liederen” (Kol. 3, 16). Een bevoorrechte plaats wordt hierbij natuurlijk ingenomen door de getijdenliturgie, het gebed van de Kerk bij uitstek, dat bedoeld is om structuur te geven aan de dagen en tijden van het christelijk jaar en, met name met de Psalmodie, zorgt voor het spirituele dagelijks brood voor de gelovigen. Naast deze liturgie en de vieringen van het woord in de gemeenschap heeft de traditie het gebruik van de lectio divina geïntroduceerd, het biddend lezen in ontvankelijkheid voor de Heilige Geest, die de schat van Gods woord voor de gelovigen kan openen en hen Christus, het levende Woord van God, kan doen ontmoeten.

De lectio divina begint met het lezen (lectio) van de tekst, dat leidt tot de vraag waar het in de tekst nu werkelijk om gaat: wat zegt deze Bijbeltekst? Daarop volgt de meditatie (meditatio), waarbij de vraag is: wat heeft deze Bijbeltekst ons te zeggen? Zo komt men uit bij het gebed (oratio), dat draait om de vraag: wat zeggen wij tegen de Heer in antwoord op zijn woord? Vervolgens sluit men af met de contemplatie (contemplatio), waarin wij door Gods genade met dezelfde blik naar de werkelijkheid kijken en onszelf vragen: welke bekering van hart, geest en leven vraagt de Heer van ons?

Voor het geestesoog van de biddende lezer van Gods woord verschijnt de persoon van Maria, de Moeder van de Heer, die “al deze woorden in haar hart (bewaarde) en ze bij zichzelf overwoog” (Lc. 2, 19). Ze zag, zoals er in de Griekse grondtekst staat, de fundamentele knoop waarin alle afzonderlijke gebeurtenissen, daden en dingen in het grote goddelijke plan met elkaar verbonden waren. De houding van Maria, de zuster van Martha, kan ook aan de gelovigen ten voorbeeld worden gesteld bij het Bijbellezen: zij zit aan de voeten van de Heer en luistert naar zijn woord. Ze laat zich niet opslokken door allerlei beslommeringen en ruimt zelfs tijd in voor “het beste deel”, dat haar niet ontnomen mag worden Vgl. Lc. 10, 38-42 .
Dan komen we tot slot bij de laatste pijler van de Kerk, het huis van het Woord: de koinonia, de broederliefde. Een ander woord daarvoor is agapè, christelijke liefde. Jezus zei dat wij om zijn broeders en zusters te worden, moeten zijn als “zij die het woord van God horen en ernaar handelen” (Lc. 8, 21). Oprecht luisteren is gehoorzamen en ernaar leven. Dat houdt in dat we recht doen en de liefde laten bloeien in ons leven. Het houdt in dat wij in ons leven en in de samenleving getuigenis afleggen, net als de profeten, die Gods woord voortdurend verbonden met het leven, het geloof en rechtschapenheid, met de verering van God en sociale betrokkenheid. Dat heeft Jezus ook vele malen gezegd, om te beginnen in de beroemde waarschuwing uit de Bergrede: “Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer! zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar hij die de wil doet van mijn Vader die in de hemel is” (Mt. 7, 21). Hierin weerklinken de woorden van God zoals die door Jesaja werden doorgegeven: “Dit volk nadert Mij wel met de mond en eert Mij wel met de lippen, maar zijn hart is ver van Mij” (Jes. 29, 13). Deze waarschuwing geldt ook de Kerken, als zij niet trouw en gehoorzaam luisteren naar het Woord van God.

Deze houding moet dan ook af te lezen zijn van het gezicht en de handen van de gelovigen, zoals Gregorius de Grote zei, die Benedictus en andere grote mannen van God zag als getuigen van de gemeenschap met God en met de zusters en broeders, het Woord van God dat tot leven is gekomen. Een rechtvaardig en gelovig man ‘verklaart’ niet alleen de Schriften, maar ‘ontvouwt’ ze ook voor het oog van alle mensen als een levende, praktische realiteit. Daarom is de viva lectio, vita bonorum, leven in het teken van het goede, een levende les over het Woord van God. Johannes Chrysostomus merkte al op dat de apostelen van de berg in Galilea, waar zij de verrezen Heer hadden gezien, afdaalden zonder beschreven stenen tafelen, zoals Mozes wel meedroeg: vanaf dat moment zou hun leven het levende evangelie zijn.

In het huis van het Woord ontmoeten wij ook broeders en zusters van andere Kerken en kerkelijke gemeenschappen die, ondanks de nog altijd bestaande scheidslijnen, dezelfde liefde en verering hebben voor het Woord van God, het grondbeginsel en de bron van een eerste, wezenlijke, zij het niet volledige eenheid. Deze verbondenheid moet voortdurend versterkt worden door de gemeenschappelijke Bijbelvertalingen, de verspreiding van het heilige boek, oecumenische Bijbellezingen en gebeden, exegetische discussies, bestudering en vergelijking van de verschillende interpretaties van de Heilige Schrift, uitwisseling van de waarden van de verschillende spirituele tradities en de verkondiging en het gemeenschappelijk getuigenis van Gods woord in onze geseculariseerde wereld.

Document

Naam: BOODSCHAP VAN DE SYNODEVADERS AAN HET VOLK VAN GOD N.A.V. DE SYNODE OVER HET WOORD VAN GOD
Soort: Bisschoppensynodes
Auteur: Synodevaders
Datum: 24 oktober 2008
Copyrights: © 2008, Libreria Editrice Vaticana
RKKerk.nl, Vertaling: drs. P.C. de Die
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test