Het werkzame, scheppende en verlossende goddelijke woord is daarom een bron van zijn en geschiedenis, van schepping en verlossing. De Heer zegt tot de mensheid: “Ik, Jahwe, doe wat Ik zeg” (
Ez. 37, 14). De stem van God klinkt vervolgens ook in het geschreven woord, de Graphai, de Heilige Schriften, zoals ze in het Nieuwe Testament worden aangeduid. Mozes was al afgedaald van de Berg Sinaï, met “de twee platen van het verbond in zijn hand, de platen die aan beide kanten beschreven waren; ze waren aan twee kanten beschreven, aan de voorkant en de achterkant. De platen waren Gods eigen werk, het schrift was Gods eigen schrift (
Ex. 32, 15-16). Mozes zelf droeg Israël op om deze “platen met de geboden” te bewaren en over te schrijven: “In de stenen moet u duidelijk alle woorden van deze Wet griffen” (Dt. 27, 8).
De Heilige Schriften ‘getuigen’ van het goddelijk woord in geschreven vorm. Zij gedenken het scheppende en verlossende gebeuren van de openbaring met canonieke, historische en literaire middelen. Het Woord van God gaat dus vooraf aan en overstijgt de Bijbel, die zelf “door God geïnspireerd is” en het werkzame goddelijke woord bevat
Vgl. 2 Tim. 3, 16
. Daarom is ons geloof niet alleen gericht op een boek, maar op een geschiedenis van verlossing en, zoals we zullen zien, op een persoon: Jezus Christus, het vleesgeworden Woord van God, mens en geschiedenis. Juist omdat de kracht van het goddelijke woord zich uitstrekt tot de Schrift en verder, hebben wij bij het lezen van de Bijbel voortdurend de aanwezigheid nodig van de Heilige Geest, die “u tot de volle waarheid (zal) brengen” (
Joh. 16, 13). Dat is de grote Traditie: de werkzame tegenwoordigheid van de “Geest van de waarheid” in de Kerk, de hoedster van de Heilige Schrift, die in authentieke zin wordt geïnterpreteerd door het leergezag van de Kerk. Deze traditie stelt de Kerk in staat om het Woord van God te begrijpen, te interpreteren, te verkondigen en ervan te getuigen. Ook Paulus erkent, als hij het eerste christelijke credo verkondigt, de noodzaak om “door te geven” wat hij vanuit de traditie heeft “ontvangen”
Vgl. 1 Kor. 15, 3-5
.