Daarom is het noodzakelijk om de Heilige Schrift in de “levende overlevering van heel de Kerk”
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 12 en vanuit het geloof op één samenhangende manier te begrijpen. Wanneer men zich alleen richt op de ‘letter’, is de Bijbel slechts een plechtig document uit het verleden, een hoogwaardig ethisch en cultureel getuigenis. Als de Vleeswording echter buiten beschouwing wordt gelaten, kan dat aanleiding geven tot fundamentalistische ambiguïteit, vaag spiritualisme of populairwetenschappelijke psychologie. Exegetische kennis moet daarom onlosmakelijk verbonden zijn met de spirituele en theologische overlevering, zodat de goddelijke en menselijke eenheid van Jezus Christus en de Schrift niet wordt verbroken.
In deze hervonden harmonie schijnt het gelaat van Christus dan in al zijn volheid en zal het ons helpen om een andere eenheid te vinden, de diepe, innerlijke eenheid van de Heilige Schrift. De Schrift telt maar liefst 73 boeken, maar deze vormen slechts één canon, in één dialoog tussen God en de mensheid en in één heilsplan. “Nadat God eertijds vele malen en op velerlei wijze tot onze vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij nu, op het einde der tijden, tot ons gesproken door de Zoon” (
Heb. 1, 1-2). Christus laat dus met terugwerkende kracht zijn licht schijnen op de gehele ontwikkeling van de heilsgeschiedenis en toont de samenhang, betekenis en richting daarvan.
Hij is het zegel, “de Alfa en de Omega” (
Openb. 1, 8) van een dialoog tussen God en zijn schepselen, die zicht uitstrekt door de tijd en waarvan in de Bijbel wordt verhaald. En in het licht van dit definitieve zegel krijgen de woorden van Mozes en de profeten hun ‘volle betekenis’. Dat heeft Jezus zelf laten zien op die middag in het voorjaar, toen Hij van Jeruzalem op weg was naar Emmaüs en in gesprek raakte met Cleopas en zijn vriend, en hun uitlegde “uit al de profeten wat in de Schriften op Hem betrekking had” (
Lc. 24, 27).
Het goddelijk woord heeft een gezicht gekregen: dat is de kern van de openbaring. Dat is ook precies waarom het definitieve karakter van Bijbelkennis “niet in eerste instantie bepaald (wordt) door een ethische beslissing of hoogstaand idee, doch door een ontmoeting met een gebeurtenis, met een Persoon, die ons leven een nieuwe horizon en daarmee de beslissende richting geeft”
Paus Benedictus XVI, Encycliek, God is Liefde, Deus Caritas Est (25 dec 2005), 1.