POPULORUM PROGRESSIOOver de ontwikkeling van de volken
(Soort document: H. Paus Paulus VI - Encycliek)
H. Paus Paulus VI -
26 maart 1967
2 - Internationale betrekkingen
De rechtvaardigheid van overeenkomsten op internationaal niveau
De leer van onze voorganger Leo XIII z.g. in zijn encycliek
Paus Leo XIII - Encycliek
Rerum Novarum
Over kapitaal en arbeid
(15 mei 1891) blijft ook nu nog van kracht: waar de situatie van de partijen te ongelijk is, volstaat beider overeenstemming niet om de rechtvaardigheid van het contract te waarborgen, en de wet van de vrije overeenstemming blijft ondergeschikt aan het natuurrecht.
Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over kapitaal en arbeid, Rerum Novarum (15 mei 1891), 34 Wat daar gezegd werd over het rechtvaardig loon van de individuele arbeiders, moet ook worden toegepast op de internationale overeenkomsten: een ruileconomie kan zich niet meer uitsluitend baseren op de wet van de vrije en onbeperkte concurrentie, omdat ook deze maar al te dikwijls een economische dictatuur tot gevolg heeft. De vrije ruilhandel is dan alleen billijk, als hij voldoet aan de eisen van de sociale rechtvaardigheid.
Overigens hebben de economisch sterkere landen dit zelf reeds begrepen, omdat ze door aangepaste maatregelen binnen hun eigen economie een evenwicht trachten te herstellen, dat door een aan zichzelf overgelaten concurrentie gemakkelijk in gevaar wordt gebracht. Wij zien daarom, hoe deze landen dikwijls hun landbouw beschermen door offers te vragen van de meer bloeiende economische sectoren. Wij zien ook, hoe ter bevordering van hun onderlinge handelsbetrekkingen, vooral binnen een gemeenschappelijke markt, hun financiële, fiscale en sociale politiek erop gericht is om concurrerende industrieën met ongelijke bloei weer gelijkwaardige concurrentie mogelijkheden te geven.
Internationale overeenkomsten
Men moet op dit gebied met volkomen gelijke maten meten. Wat geldt voor een nationale economieën wat men aanvaardt in de verhouding tussen de economisch ontwikkelde landen, geldt ook voor de handelsbetrekkingen tussen rijke en arme landen. Niet dat men de concurrentiemarkt moet afschaffen, maar men moet haar houden binnen de grenzen, die haar rechtvaardig en moreel en dus menselijk maken. In de handel tussen ontwikkelde en onderontwikkelde economieën zijn de situaties te uiteenlopend en de vrijheden te ongelijk. De rechtvaardigheid eist, dat de internationale handel, wil hij menswaardig en moreel zijn, aan de partijen minstens een zekere gelijkheid van kansen biedt bij koop en verkoop. Dit laatste kan slechts op lange termijn worden verwezenlijkt. Maar wil men dit doel bereiken, dan moet er reeds nu een werkelijke gelijkheid bestaan bij de besprekingen en onderhandelingen. Ook hier kunnen internationale overeenkomsten, die een vrij grote groep van volken omvatten, van groot nut zijn. Deze kunnen algemene richtlijnen opstellen voor het reguleren van bepaalde prijzen, het garanderen van bepaalde producties en het steunen van bepaalde opkomende industrieën. Iedereen begrijpt, dat een dergelijk gemeenschappelijk streven naar meer rechtvaardigheid in de internationale handelsbetrekkingen een krachtige hulp betekent voor de ontwikkelingslanden, met heilzame vruchten niet alleen voor het ogenblik maar ook voor de verre toekomst.
© 1967, Ecclesia Docens 0818, uitg. Gooi & Sticht, Hilversum