H. Paus Paulus VI - 26 maart 1967
POPULORUM PROGRESSIO Over de ontwikkeling van de volken |
|||
► | NAAR EEN SOLIDAIRE ONTWIKKELING VAN DE MENSHEID | ||
► | De hulpverlening aan de zwakken |
Opnieuw zij gezegd: de overvloed van de rijke landen moet ten goede komen aan de arme landen. De regel, die vroeger voorschreef, dat men zijn naaste moest helpen, moet thans worden uitgestrekt tot het geheel van de noodlijdenden in de wereld. De rijken zullen overigens de eersten zijn, die hier de vruchten van plukken. Daarentegen zullen zij, als zij blijven vasthouden aan hun gierigheid, Gods straf over zich afroepen en de woede van de armen opwekken met gevolgen, die niet te overzien zijn. Als de momenteel rijke landen zich opsluiten in hun egoïsme, tasten zij hun hoogste waarden aan, doordat zij het verlangen om meer te zijn opofferen aan de begeerte om meer te bezitten. Op hen zal men dan met recht de parabel kunnen toepassen van die rijke, wiens landerijen zo'n overvloedige oogst opleverden, dat hij niet wist, waar ze te bergen: "Maar God sprak tot hem: Dwaas! nog deze nacht komt men je leven van je opeisen." (Lc. 12, 20)
Willen deze pogingen volledig succes hebben, dan mogen ze niet ongeorganiseerd en geïsoleerd blijven, nog veel minder elkaar tegenwerken om redenen van prestige of macht. Onze tijd eist samenbundeling van de programma's; dergelijke programma's zijn beter en doeltreffender dan incidentele hulp, die aan ieders goede wil blijft overgelaten. Zoals reeds gezegd, vraagt dit alles diepgaande studie, duidelijk opgezette en concrete plannen, het bepalen van de middelen en methoden, een goede organisatie van de werkzaamheden, om zo tegemoet te kunnen komen aan de noden van deze tijd en aan de eisen, die voor de toekomst te voorzien zijn. De betekenis van deze programma's reikt zelfs verder dan de economische groei en de sociale vooruitgang, omdat het werk zelf er zin en waarde door krijgt. Door het feit alleen reeds, dat ze een betere wereld scheppen, verhogen ze de waarde en de waardigheid van de mens.
Wij moeten nog verder gaan. Toen wij in Bombay waren voor de viering van het Internationaal Eucharistisch Congres, hebben wij een appèl gedaan op de regeringen om uit een deel van de militaire uitgaven een groot wereldfonds te stichten ten bate van de gebreklijdende volken. Vgl. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot de journalisten b.g.v. zijn reis naar Bombay, Although our pelgrimage (4 dec 1964), 2 Wat geldt voor de bestrijding van de ellende, geldt evenzeer op het punt van de ontwikkeling. Alleen een samenwerking op wereldniveau, die in dit fonds zowel een symbool als een middel zou vinden, zal in staat zijn, een zinloze rivaliteit te overwinnen en een vruchtbare en vreedzame dialoog tussen alle volken tot stand te brengen.
Ongetwijfeld moeten de bilaterale of multilaterale overeenkomsten van kracht blijven, want ze maken het mogelijk om de afhankelijkheid en de verbittering, die het gevolg zijn van het koloniale tijdperk, te vervangen door weldadige vriendschapsbetrekkingen op de grondslag van juridische en politieke gelijkheid. Worden echter deze overeenkomsten geplaatst in het kader van een plan van een mondiale samenwerking, dan staan ze boven iedere verdenking. Want degenen, die erdoor begunstigd worden, hebben dan minder grond tot wantrouwen en minder reden om bang te zijn voor een nieuwe vorm van kolonialisme, dat zich verbergt achter financiële steun of technische hulp, een nieuw kolonialisme, bestaande uit politieke druk en economische overheersing, met het doel om een hegemonie van enkelen te handhaven of te vestigen.
Iedereen zal tevens inzien, dat men door een dergelijk fonds gemakkelijker bepaalde geldverspillingen kan uitsparen, die worden ingegeven door angst of trots. Wanneer zoveel volken honger lijden, zoveel gezinnen gebrek hebben aan het aller-noodzakelijkste, zoveel mensen leven in totale onwetendheid, wanneer er nog zoveel scholen, ziekenhuizen en woningen moeten gebouwd worden, die deze naam werkelijk waardig zijn, is iedere verkwisting door overheid of door particulieren, iedere uitgave voor nationaal of persoonlijk vertoon, iedere uitputtende bewapeningswedloop een ondraaglijk schandaal. Het hoge ambt, dat ons is opgelegd, eist, dat wij dit openlijk brandmerken. Mogen de verantwoordelijke autoriteiten naar ons luisteren, voordat het te laat is.
Daarom is het dringend nodig, dat alle volken komen tot de dialoog, waarvoor wij in onze eerste encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Ecclesiam Suam
Over de Kerk
(6 augustus 1964) zo vurig hebben gepleit. Door zulk een dialoog tussen hen, die hulp verlenen, en hen, die deze hulp ontvangen, zal men gemakkelijker de hulpverlening kunnen afwegen niet alleen naar de edelmoedigheid en de beschikbare middelen van de een, maar ook naar de werkelijke behoeften en de bestedingsmogelijkheid van de ander. Dan zullen de ontwikkelingsvolken niet langer het gevaar lopen om overstelpt te worden door schulden, die zij alleen kunnen aflossen door het grootste gedeelte van hun inkomsten af te staan. Beide partijen zullen de rentevoet en de duur van de leningen bepalen, en wel zo, dat deze aanvaardbaar zijn voor beide partners; en hierbij zal men letten op het noodzakelijke evenwicht tussen schenkingen en leningen tegen geen of tegen een minimum aan rente enerzijds en de duur van de aflossingen anderzijds. Aan hen, die de geldmiddelen verschaffen, moeten garanties worden gegeven, dat de gelden ook inderdaad zullen worden besteed volgens het overeengekomen plan en met een redelijke kans op resultaat; want men behoeft niet de luiheid en het parasitisme in de hand te werken. Van de andere kant zullen degenen, die de hulp ontvangen, met recht kunnen eisen, dat men zich niet mengt in hun politiek en dat men hun sociale structuur niet verstoort. Want omdat het hier gaat over onafhankelijke landen, hebben deze ook het recht, hun eigen zaken te regelen, hun eigen politiek te bepalen en vrij de staatsvorm te kiezen, die zij wensen. Er moet derhalve een vrijwillige samenwerking tussen de volken tot stand komen op voet van volkomen gelijkwaardigheid om zo samen te bouwen aan een echt menswaardige wereld.