H. Paus Paulus VI - 26 maart 1967
POPULORUM PROGRESSIO Over de ontwikkeling van de volken |
|||
► | NAAR EEN VOLLEDIGE ONTWIKKELING VAN DE MENS | ||
► | De taak die ons wacht | ||
► | Maatschappelijke organisatie |
Bij het ontwikkelingswerk ondervindt de mens, voor wie het gezin het eerste en fundamentele levensmilieu is, dikwijls de steun van beroepsorganisaties. Waar deze hun bestaansreden vinden in het bevorderen van de belangen van hun leden, dragen ze een grote verantwoordelijkheid wat betreft de opvoedende taak, die ze kunnen en moeten vervullen. Door middel van de voorlichting en vorming die ze geven, kunnen deze instellingen veel doen om de mensen zin bij te brengen voor het algemeen welzijn en voor de verplichtingen, die hieruit voor iedereen voortvloeien.
Iedere sociale actie is gebonden aan een bepaalde leer. De Christen kan niet de leer aanvaarden, die steunt op de filosofie van het materialisme en atheïsme, omdat deze niet de godsdienstige oriëntatie van het leven op zijn eeuwige en hoogste doel eerbiedigt en evenmin de vrijheid en de menselijke waardigheid. Zijn echter deze hoogste waarden veilig gesteld, dan is een pluriformiteit van beroepsorganisaties en vakverenigingen toelaatbaar en in zeker opzicht nuttig, als ze de vrijheid beschermt en prikkelt tot gezonde concurrentie. Graag brengen wij daarom hulde aan al degenen, die zich in deze organisaties belangeloos wijden aan de dienst van hun broeders.
Naast deze beroepsorganisaties zijn ook nog de culturele instellingen werkzaam, en hun taak is niet minder belangrijk voor het welslagen van de ontwikkeling. Ziehier de ernstige woorden van het Concilie: "Want de toekomst van de wereld zou in gevaar komen, als er geen wijze mensen zouden opstaan"; en het voegt er aan toe: "bovendien moet gezegd worden, dat vele volken, die economisch armer zijn, maar rijker aan wijsheid, aan de andere volken op dit punt grote steun kunnen bieden". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 15 Elk land, rijk of arm, bezit een cultuur, die het ontvangen heeft van het voorgeslacht: instellingen voor een goed functioneren van dit leven, en hogere uitingen van de geest op het gebied van kunstwetenschap en godsdienst. Wanneer deze laatste echte menselijke waarden bevatten, dan zou het een grote fout zijn, ze op te offeren aan de eerste. Een volk, dat dit zou toelaten, zou het beste doel van zichzelf prijsgeven; het zou om te kunnen bestaan, zijn bestaansredenen opgeven. De vermaning van Christus geldt ook voor de volken: "Wat voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen, als dit ten koste gaat van eigen leven?" (Mt. 16, 26)