Het racisme is niet uitsluitend eigen aan de jonge volken, waar het soms schuil gaat achter de rivaliteit tussen de stammen of politieke partijen, waar het ernstig tekort doet aan de rechtvaardigheid en een groot gevaar vormt voor de vrede onder de burgers. Gedurende het koloniale tijdperk heeft het racisme dikwijls kolonisten en inheemsen tegen elkaar opgezet; het vormde zo een beletsel voor een vruchtbaar onderling begrip en kweekte bittere wrok als gevolg van werkelijk onrecht. Ook nu is het racisme nog altijd een beletsel voor de samenwerking tussen de minder welvarende volken en een kiem van verdeeldheid en haat binnen de staten zelf, wanneer nl., met voorbijgaan van de onvervreemdbare rechten van de mens, aan individuen en gezinnen op grond van hun ras of kleur de fundamentele burgerrechten onrechtvaardig worden ontzegd.