H. Paus Paulus VI - 26 maart 1967
Ieder program immers, dat tot doel heeft, de productie op te voeren, mag alleen maar gericht zijn op de dienst aan de menselijke persoon. Het moet zich tot taak stellen, de ongelijkheid te verminderen, de discriminatie op te heffen, de mensen te bevrijden uit de slavernij en hun de mogelijkheid te bieden om zelf hun materiële vooruitgang, hun morele verbetering en hun geestelijke uitgroei te bewerken. Wie "ontwikkeling" zegt, moet daarbij denken zowel aan sociale vooruitgang als aan economische groei. Het is niet voldoende, de gemeenschappelijke rijkdom te doen toenemen om deze dan billijk te verdelen; het is niet voldoende, de techniek te perfectioneren om de aarde meer menselijk en meer bewoonbaar te maken. Allen, die streven naar ontwikkeling, moeten van de fouten van hun voorgangers leren, welke gevaren men hier moet vermijden. Wanneer de overheersing van de techniek of de "technocratie" haar stempel zou drukken op de naaste toekomst, dan kan ze evenveel onheil en ellende aanrichten als vroeger het liberalisme. Economie en techniek hebben alleen maar reden van bestaan met het oog op het welzijn van de mens, die ze moeten dienen. De mens echter is slechts mens in de mate, waarin hij, als meester van zijn handelen en oordelend over de waarde ervan, zelf de bouwer is van zijn vooruitgang, en dit in overeenstemming met de natuur, die de Schepper hem heeft gegeven en waarvan hij de mogelijkheden en eisen vrij aanvaardt.