POPULORUM PROGRESSIOOver de ontwikkeling van de volken
(Soort document: H. Paus Paulus VI - Encycliek)
H. Paus Paulus VI -
26 maart 1967
Het tweezijdig karakter van elke ontwikkeling
Altijd meer te willen bezitten mag noch voor de volken noch voor de individuen het hoogste doel zijn: iedere vooruitgang heeft twee kanten: enerzijds is hij voor de mens noodzakelijk om steeds meer mens te worden, anderzijds houdt hij de mens als in boeien gevangen, indien wordt nagestreefd als het hoogste doel, dat een verder uitzicht belemmert. In dit geval wordt men innerlijk verhard, heeft men geen oog meer voor anderen en ontmoeten de mensen elkaar niet meer uit vriendschap, maar uit eigenbelang, waardoor zij gemakkelijk met elkaar in conflict komen en van elkaar vervreemden. Zo wordt het uitsluitend najagen van stoffelijk bezit niet alleen een beletsel voor de groei in menselijkheid, maar is het ook in strijd met de waarachtige grootheid van de mens. Zowel bij de volken als bij de individuen is de hebzucht het meest duidelijke teken van morele onderontwikkeling.
Naar een meer menselijke situatie
Vraagt de verwezenlijking van de ontwikkeling een steeds groter aantal technici, nog sterker is de behoefte aan wijze mannen, scherpe denkers, die zich wijden aan het zoeken naar een nieuw humanisme, dat de moderne mens in staat stelt, zichzelf als het ware te hervinden door zich de kostbare waarden van liefde, vriendschap, gebed en beschouwing eigen te maken.
Zie bijv. J. Maritain, Les conditions spirituelles du programs et de la paix, in het werk: Rencontre des cultures d PUNESCO sous le signe du Concile Oecumenique Vatican 11, Paris, Mame 1966, p. 66. Worden deze voorwaarden vervuld, dan zal werkelijk en ten volle de echte ontwikkeling tot stand kunnen komen, die hierin bestaat, dat zowel de individuen als de gehele mensheid overgaan van minder menswaardige levensomstandigheden naar een meer menselijke situatie
Een minder menswaardig bestaan leiden vooreerst zij die zulk een gebrek hebben, dat zij zelfs het minimum aan levensonderhoud moeten missen, ofwel die ten onder dreigen te gaan door een morele armoede, waaraan zijzelf schuld hebben tengevolge van hun egoïsme. Minder menswaardig is ook het bestaan van hen, die leven onder de druk van bepaalde sociale structuren, welke voortkomen uit misbruik van rijkdom of macht of uit de uitbuiting van de arbeiders of uit onrechtvaardige transacties. Daarentegen wijzen de volgende tekenen duidelijk op meer menswaardige levensomstandigheden:
- vooreerst de overgang van gebrek naar het bezit van de noodzakelijke goederen, het verdwijnen van sociale wantoestanden, een vermeerdering van kennis, het verwerven van cultuur;
- verder de groeiende waardering voor de waardigheid van anderen, zin voor de geest van armoede Vgl. Mt. 5, 3
, samenwerking aan het algemeen welzijn, een echte wil tot vrede;
- ten derde: het erkennen door de mens van de hoogste waarden en van God, de bron en het einddoel van die waarden;
- tenslotte en vooral: het geloof, die gave Gods, aanvaard door de mensen van goede wil, en de onderlinge eenheid in de liefde van Christus, die ons roept om als kinderen deel te hebben aan het leven van de levende God, de Vader van alle mensen.
De bekoring van het materialisme
De arme volken kunnen zich niet genoeg in acht nemen voor de verleiding, die uitgaat van de rijke volken, die niet alleen hun succes op het gebied van cultuur en techniek ten toon spreiden, maar ook het voorbeeld te zien geven van een activiteit, die bovenal het verkrijgen van stoffelijke welvaart beoogt. Niet alsof deze laatste uit zichzelf de ontplooiing van de geest zou belemmeren, integendeel, door de stoffelijke welvaart "kan de mens, minder slaaf van de dingen, zich vrijer verheffen tot de aanbidding en beschouwing van de Schepper".
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 57 Toch "kan de moderne beschaving, weliswaar niet uit zichzelf, maar omdat ze te veel opgaat in het aardse, dikwijls oorzaak zijn, dat men God moeilijker vindt".
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 19 De ontwikkelingsvolken moeten dus een keuze weten te doen uit wat hun wordt aangeboden. zij moeten de valse goederen, die een verlaging van het menselijk ideaal inhouden, kritisch beoordelen en afwijzen, maar zich openstellen voor de gezonde en weldoende waarden, om deze samen met hun eigen nationale waarden tot ontwikkeling te brengen volgens hun karakteristieke aanleg.
Conclusie: naar een integraal humanisme
Een integraal humanisme: ziedaar wat men moet nastreven.
Zie bijv. J. Maritain, L'humanisme integral, Paris, Aubier 1936. En wat is dit anders dan de totale ontplooiing van de gehele mens en van alle mensen? Een gesloten humanisme, dat niet ontvankelijk is voor de waarden van de geest en voor God, die er de bron en de oorsprong van is, kan in schijn misschien meer succes hebben. Zeker, de mens kan de wereld organiseren zonder God, maar "zonder God kan hij uiteindelijk de wereld slechts organiseren tegen de mens. Een humanisme, dat al het andere buitensluit, is een onmenselijk humanisme."
Zie H. de Lubac s.j., Le drame de l'humanisme athee, 3de ed. Paris, Spes, 1945, p. 10. Er is dus geen echt humanisme tenzij een humanisme, dat zich richt op God, in de erkenning van een roeping, die het echte ideaal van menselijk leven geeft. De mens is dus niet de hoogste norm van zichzelf; hij kan zichzelf slechts verwezenlijken door zichzelf te overstijgen, volgens de zo juiste uitspraak van Blaise Pascal: "De mens gaat zichzelf oneindig ver te boven."
Zie Pensees, ed. Brunschvicq, n. 434; zie Maurice Zundel, L'homme passe l'homme, Le Cairo, Editions du lien 1944.
© 1967, Ecclesia Docens 0818, uitg. Gooi & Sticht, Hilversum