H. Paus Paulus VI - 26 maart 1967
Altijd meer te willen bezitten mag noch voor de volken noch voor de individuen het hoogste doel zijn: iedere vooruitgang heeft twee kanten: enerzijds is hij voor de mens noodzakelijk om steeds meer mens te worden, anderzijds houdt hij de mens als in boeien gevangen, indien wordt nagestreefd als het hoogste doel, dat een verder uitzicht belemmert. In dit geval wordt men innerlijk verhard, heeft men geen oog meer voor anderen en ontmoeten de mensen elkaar niet meer uit vriendschap, maar uit eigenbelang, waardoor zij gemakkelijk met elkaar in conflict komen en van elkaar vervreemden. Zo wordt het uitsluitend najagen van stoffelijk bezit niet alleen een beletsel voor de groei in menselijkheid, maar is het ook in strijd met de waarachtige grootheid van de mens. Zowel bij de volken als bij de individuen is de hebzucht het meest duidelijke teken van morele onderontwikkeling.