Paus Benedictus XVI - 14 oktober 2008
Het werk voor Paus Benedictus XVI - Boek
Jezus van Nazareth - Het leven van Jezus - tussen Zijn doop in de Jordaan en de Gedaanteverandering
Deel I (13 april 2007) geeft gelegenheid zowel al het goede te zien, dat door moderne exegeten naar voren wordt gebracht, maar ook om duidelijke problemen en gevaren te zien. 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Dei Verbum
Over de Goddelijke openbaring
(18 november 1965) geeft twee methodologische aanwijzingen voor een juiste exegetische werkwijze. Op de eerste plaats wordt bevestigd, dat de toepassing van de historisch-kritische methode, waarvan kort de wezenlijke elementen kort beschreven worden, noodzakelijk is. Deze noodzakelijkheid komt voort uit het christelijke principe, dat wij bij Johannes 1, 14 vinden: "Verbum caro factum est" (Joh. 1, 14). Het historische feit is een wezenskenmerk van het christelijk geloof. De heilsgeschiedenis is geen mythologie, maar werkelijke geschiedenis en moet daarom met behulp van de serieuze geschiedkunde onderzocht worden.
Deze geschiedenis heeft echter ook een andere dimensie, namelijk het werken van God. Daarom is in 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Dei Verbum
Over de Goddelijke openbaring
(18 november 1965) sprake van een noodzakelijk tweede methodologisch niveau, dat voor een juiste uitleg van tegelijk het menselijke en het goddelijke woord noodzakelijk is. Het Concilie volgt een basisregel voor de uitleg van een literaire tekst en zegt dat de Heilige Schrift op dezelfde wijze uitgelegd moet worden, waarin ze geschreven is en verwijst daarom op drie principiële methodologische elementen, om daarmee rekening te houden met de goddelijke pneumatische dimensie van de Bijbel:
Alleen wanneer beide niveaus in acht worden genomen, kan men van een theologische exegese spreken, die overeenstemt met de Heilige Schrift. Terwijl men met betrekking tot het eerste niveau kan zeggen dat de academische catechese op een zeer hoog niveau werkt en ons werkelijk behulpzaam is, kan hetzelfde van het andere niveau helaas niet gezegd worden. Vaak lijkt het alsof dit tweede niveau, dat uit de drie door 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Dei Verbum
Over de Goddelijke openbaring
(18 november 1965) genoemde theologische elementen bestaat, haast niet bestaat. Dat heeft ernstige gevolgen.
Het eerste gevolg van het missen van de tweede methodologische niveau is dat de Bijbel dat een boek van de historie wordt, waaruit men wel morele ervaringen kan betrekken en de geschiedenis kan ervaren, maar het Boek als zodanig spreekt alleen over het verleden en gaat om een niet werkelijk theologisch, maar om een zuivere historie beschrijvende exegese, literatuurgeschiedenis. Dat is het eerste gevolg: de Bijbel blijft aan het verleden verbonden en spreekt alleen over wat geweest is.
Een volgend, nog veel zwaarwegend gevolg vinden we daar, waar de hermeneutiek van het door Dei Verbum weergegeven geloof verdwijnt en door een andere, geseculariseerde en positieve hermeneutiek vervangen wordt, waarvan de basissleutel de overtuiging is, dat het goddelijke niet in de geschiedenis van de mensen verschijnt. Bij deze hermeneutiek moet - steeds wanneer het goddelijke element tevoorschijn lijkt te komen - verklaard worden, waarom deze indruk ontstaat, om vervolgens alles op het menselijke vlak terug te brengen. Daardoor ontstaat er een uitleg, die de historiciteit van de goddelijke elementen ontkent.
Dat komt met name voor in de "mainstream" van de exegese in Duitsland. Men ontkent bijv. dat de Heer de Heilige Eucharistie ingesteld heeft en zegt, dat het lichaam van Jezus in het graf gebleven is. De Opstanding zou in dit geval geen historische gebeurtenis zijn, maar een puur theologische inzicht. Men stelt dit, omdat een hermeneutiek van het geloof ontbreekt: zo wordt een profaan-filosofische hermeneutiek bevestigd, die het niet voor mogelijk houdt, dat het goddelijke binnengetreden is in de geschiedenis en daar werkelijk tegenwoordig is. De afwezigheid van dit tweede methodologische niveau heeft een diep gat tussen de wetenschappelijke exegese en de Lectio Divina gecreëerd. Daardoor ook komt het soms tot een radeloosheid bij de voorbereiding op de homilie. Waar de exegese geen theologie is, kan de Heilige Schrift niet de ziel van de theologie zijn, en omgekeerd, waar de theologie niet wezenlijk de uitleg van de Schrift in de Kerk is, heeft de theologie geen fundament meer.
Daarom is het voor het leven en de zending van de Kerk en voor de toekomst van het geloof absoluut noodzakelijk dit dualisme tussen exegese en theologie tot een eind te brengen. De Bijbelse en de systematische theologie zijn twee dimensies van een en dezelfde werkelijkheid, die wij de theologie noemen. Daarom komt het als wenselijk voor, dat in een van de "Bisschoppensynodes
Propositiones
Van de 12e Gewone Bisschoppensynode over het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk (Engelstalige versie)
(25 oktober 2008)" ook over de noodzakelijkheid gesproken wordt, in de exegese te letten op de beide methodologische niveaus, die door 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Dei Verbum
Over de Goddelijke openbaring
(18 november 1965) aangegeven zijn, waar duidelijk gezegd wordt, dat niet alleen een geschiedkundige, maar ook een theologische exegese ontwikkeld moet worden. Daarom is het noodzakelijk, de vorming van de toekomstige exegeten in deze zin uit te breiden en zo werkelijk de deuren van de schatten van de Schrift voor de wereld van nu en voor ons allen te openen.