H. Paus Johannes Paulus II - 10 november 1994
Een jubileum is altijd een tijd van bijzondere genade, 'een door de Heer gezegende dag': zoals reeds werd opgemerkt, heeft het als zodanig een vreugdevol karakter. Het Jubileum van het jaar 2000 moet een groot gebed van lof en dank zijn, met name voor het geschenk van de menswording van Gods Zoon en van de door Hem bewerkte Verlossing. Tijdens het Jubileumjaar zullen de christenen met verjongd geloof en nieuwe bewondering staan tegenover de liefde van de Vader, die zijn Zoon heeft gegeven "opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar het eeuwige leven heeft" (Joh. 3, 16). Daarnaast zullen zij met grote overtuiging dank brengen voor het geschenk van de Kerk, die door Christus gesticht is als "het sacrament, dat wil zeggen het teken en het instrument, van de innige vereniging met God en van de eenheid van heel het menselijk geslacht". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 1 Ook zullen zij dank brengen voor de vruchten van heiligheid die gerijpt zijn in het leven van zoveel mannen en vrouwen, die in iedere generatie en in elke periode van de geschiedenis steeds weer opnieuw zonder voorbehoud de gave van de Verlossing hebben aanvaard. Maar de vreugde van ieder jubileum is heel in het bijzonder een vreugde die berust op de vergeving van de zonden, de vreugde van de bekering. Daarom schijnt vooral hernieuwde nadruk gelegd te moeten worden op het thema van de Bisschoppensynode van 1984: boete en verzoening. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verzoening en boete in de zending van de Kerk in deze tijd, Reconciliatio et paenitentia (2 dec 1984) Deze Synode was een buitengewoon belangrijke gebeurtenis in de post-conciliaire geschiedenis van de kerk. Opnieuw werd daar de nog altijd actuele kwestie van de bekering (metanoia) behandeld, die de inleidende voorwaarde is voor de verzoening van mensen en gemeenschappen met God.