H. Paus Johannes Paulus II - 10 november 1994
De reizen van de Paus zijn een belangrijk onderdeel geworden van het streven om het Tweede Vaticaans Concilie toe te passen. Johannes XXIII is ermee begonnen, toen hij op de vooravond van het Concilie een veelzeggende pelgrimstocht maakte naar Loreto en Assisi (1962). Onder Paulus VI is hun aantal sterk toegenomen: na eerst het Heilig Land te hebben bezocht (1964), maakte hij negen andere grote apostolische reizen, die hem in directe aanraking brachten met de bevolking van de verschillende werelddelen.
Onder het huidige pontificaat is dat programma aanzienlijk uitgebreid, te beginnen met Mexico bij gelegenheid van de derde Algemene Vergadering van de Latijnsamerikaans Bisschoppen te Puebla in 1979. Daarop volgde in hetzelfde jaar de reis naar Polen tijdens de viering van negenhonderdste gedenkdag van de dood van de heilige Stanislaus, bisschop en martelaar.
Het is bekend naar welke plaatsen deze reizen verder hebben gevoerd. De pauselijke reizen hebben een systematisch karakter gekregen, en hebben het mogelijk gemaakt in contact te treden met de particuliere kerken in alle werelddelen, waarbij zorgvuldig aandacht werd besteed aan het ontwikkelen van oecumenische betrekkingen met de Christenen van de verschillende confessies. Wat dit laatste betreft waren van bijzonder belang de reizen naar Turkije (1979), Duitsland (1980), Engeland, Schotland en Wales (1982), Zwitserland (1984), de Scandinavische landen (1989), en kort geleden naar de Baltische staten (1993). Op het ogenblik verlang ik er vurig naar Sarajevo in Bosnië-Herzegovina te bezoeken, alsmede het Nabije Oosten: Libanon, Jeruzalem en het Heilig Land. Het zou van grote betekenis zijn als het in het jaar 2000 mogelijk zou zijn alle plaatsen te bezoeken langs de weg die het Volk van God uit het Oude Verbond is gegaan, te beginnen bij de gebieden waar Abraham en Mozes doorheen zijn getrokken, over Egypte en de berg Sinaï tot naar Damascus, de stad die getuige was van Paulus' bekering.