H. Paus Johannes Paulus II - 10 november 1994
In zijn Evangelie heeft Lucas ons een beknopte beschrijving gegeven van de omstandigheden rond Jezus' geboorte: "In die dagen kwam er een besluit van keizer Augustus, dat er een volkstelling moest gehouden worden in heel zijn rijk ... Allen gingen op reis, ieder naar zijn eigen stad om zich te laten inschrijven. Ook Jozef trok op en omdat hij behoorde tot het huis en het geslacht van David, ging hij van Galilea uit de stad Nazaret, naar de stad van David, Betlehem geheten, om zich te laten inschrijven, samen met Maria, zijn verloofde, die zwanger was. Terwijl zij daar verbleven, brak het uur aan waarop zij moeder zou worden; zij bracht haar zoon ter wereld, haar eerstgeborene, wikkelde Hem in doeken en legde Hem neer in een kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg" (Lc. 2, 1.3-7).
Aldus ging in vervulling wat de engel Gabriël had voorzegd bij de aankondiging, toen hij tot de maagd van Nazaret deze woorden sprak: "Verheug u, Begenadigde, de Heer is met u". (Lc. 1, 28) Deze woorden hadden Maria doen schrikken en daarom had de boodschapper van God er onmiddellijk aan toegevoegd: "Vrees niet, Maria, want gij hebt genade gevonden bij God. Zie, gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen, die gij de naam Jezus moet geven. Hij zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden ... De heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal wat ter wereld wordt gebracht heilig genoemd worden, Zoon van God" (Lc. 1, 30-32.35). Het antwoord van Maria op de boodschap van de engel was duidelijk: "Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord" (Lc. 1, 38). In heel de geschiedenis van de mensheid heeft nooit zoveel afgehangen van de instemming van een mens, als toen. Vgl. H. Bernardus van Clairvaux, In Laudibus Virginis Mariae. Homilia IV, 8, Opera omnia, Edit. Cicterc. (1966), 53.