Kardinaal Edward Idris Cassidy - 16 maart 1998
WIJ HERINNEREN ONS: EEN BESCHOUWING OVER DE SHOAH (DOCUMENT) | |||
► | Samen vooruitkijken naar een gemeenschappelijke toekomst |
Kijkend naar de toekomst van de betrekkingen tussen joden en christenen doen we in de eerste plaats een beroep op onze katholieke broeders en zusters om hun besef van de joodse wortels van hun geloof te hernieuwen. We vragen hen in gedachten te houden dat Jezus een afstammeling was van David; dat de Maagd Maria en de apostelen tot het joodse volk behoorden; dat de kerk voeding haalt uit de wortel van die goede olijfboom waarop de wilde olijftakken van de heidenen geënt zijn Vgl. Rom. 11, 17-24 ; dat de joden onze innig geliefde broeders zijn, in zekere zin zijn zij onze "oudere broers". H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Ontmoeting met de Joodse gemeenschap tijdens het bezoek aan de Synagoge van Rome (13 apr 1986), 4
Aan het einde van dit millennium wil de katholieke kerk uitdrukking geven aan haar grote smart over de fouten van zonen en dochters in alle tijden. Dit is een daad van berouw (teshoewa), aangezien wij, als leden van de kerk, zowel met de zonden als met de verdiensten van al haar kinderen verbonden zijn. De Kerk benadert de uitroeiing, de Shoah, die het joodse volk in de Tweede Wereldoorlog heeft ondergaan, met diep respect en intens medeleven. Het is niet puur een kwestie van woorden, maar ook een bindende plicht. "We zouden riskeren dat de slachtoffers van de meest wrede moorden opnieuw zouden sterven als wij niet vurig verlangen naar gerechtigheid, als wij ons niet inzetten om ervoor te zorgen dat het kwaad het goede niet overheerst, zoals het dat voor miljoenen kinderen van het joodse volk gedaan heeft. ... De mensheid mag niet toestaan dat dit alles nog een keer gebeurt." H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Consistorie Hal, Vaticaanstad, Tot een groep Joodse leiders en verantwoordelijken voor het geven van een concert ter gelegenheid van een herdenking van de Shoah (7 apr 1994), 3
We bidden dat onze smart om de tragedie die het joodse volk in deze eeuw heeft ondergaan, tot een nieuwe band met het joodse volk zal leiden. Het is onze wens om het besef van zonden uit het verleden om te zetten in het stellige voornemen om te bouwen aan een nieuwe toekomst waarin geen anti-joodse gevoelens onder christenen en geen anti-christelijke gevoelens onder joden meer bestaan, maar waar sprake is van wederzijds respect, zoals het gelovigen past die de ene Schepper en Heer aanbidden en in Abraham een gemeenschappelijke vader in het geloof hebben.
Tot slot nodigen we alle mannen en vrouwen van goede wil uit om ernstig na te denken over de betekenis van de Shoah. De slachtoffers en de overlevenden vormen vanuit hun graf en met hun levendige getuigenis van wat zij hebben geleden, een luide stem die de aandacht van de gehele mensheid vraagt. Deze verschrikkelijke ervaring niet vergeten betekent dat men zich volledig bewust moet worden van de heilzame waarschuwing die erin besloten ligt: het rotte zaad van het anti-judaïsme en antisemitisme mag nooit meer de kans krijgen om wortel te schieten in het menselijk hart.
16 maart 1998Kardinaal Edward Idris Cassidy, voorzitter
Zijne hoogwaardige excellentie Pierre Duprey, vice-voorzitter
De eerwaarde Remi Hoeckman, o.p., secretaris