Mgr. dr. Josef Voss, voorzitter van Commissie XIV (Migratie) - 13 maart 2003
Het vaak aangehaalde woord van de "pelgrimerende Kerk" of de "Kerk onderweg" is niet alleen een beeld dat tot meditatie uitnodigt, maar het is een beeld van de dagelijks te ervaren werkelijkheid. Migratie in haar verschillende vormen van immigratie, verder doorreizen, emigratie, verdrijving, vlucht, het zoeken van werk en illegaal verblijf, hoort tot de realiteit van onze maatschappij en daarmee ook tot de realiteit van de Kerk.
In een tijd waarin men, als over iets vanzelfsprekends, het heeft over de globalisering van de economie, van de financiële, toeristische en communicatiemarkten; in een tijd, waarin de economie van ons land aangewezen is op open grenzen voor de export, is het een illusie te denken, dat de grenzen voor mensen hermetisch gesloten kunnen worden.
Als het waar is, dat "de mens de weg der kerk" is H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 14 , dan is en blijft de zielzorg onder buitenlanders een uitdaging voor de Kerk. Sinds de overeenkomst tussen de Duitse en de Italiaanse regering over het aanwerven van werkkrachten uit Italië in 1955, gevolgd door overeenkomsten tot aanwerving in bijna alle Middellandse-Zee-staten, stond de migratie in de afgelopen decennia heel sterk in het teken van de "gastarbeiders". In de 70-er en 80-er jaren kwamen de vluchtelingen en de asielzoekers daarbij. In al die jaren zijn de anderstalige missionarissen/zielzorgers en medewerkers uit de sociale diensten van de Caritas voor de werkzoekende migranten overtuigende gidsen geweest, die hen in moeilijke situaties nabij waren en die hun onzekerheid en vaak ook hun mensonwaardige levensomstandigheden gedeeld hebben. In deze jaren stond de zielzorg voor buitenlanders overwegend in het teken van voorlopigheid. Vanuit zowel de staten als de kerk ging men er van uit, dat de buitenlandse werknemers en ook de vluchtelingen maar tijdelijk hier waren: ze wilden zo snel mogelijk geld verdienen om daarmee in hun eigen land een bestaan op te bouwen. Dit was een verkeerde inschatting en zelfbedrog. Ook al was de wens van een levensavond later in eigen land bij veel gastarbeiders aanwezig, gewoonlijk werd hij niet verwerkelijkt, omdat hun kinderen en kleinkinderen hier in Duitsland wonen en ook omdat de gastarbeiders zelf in hun eigen land vreemdelingen geworden zijn. De verschillende parochies van en voor buitenlanders mogen er trots op zijn, dat ze de immigranten uit verschillende landen in den vreemde een vaderland hebben bezorgd.
Deze situatie is intussen volkomen veranderd. In de Europese Unie bestaat vrij verkeer van personen. De mobiliteit over de grenzen van vroeger maakt deel uit van onze steeds meer aaneen groeiende wereld.
Veel gastarbeiders van de eerste generatie blijven ook op hun oude dag in Duitsland; een steeds groeiend aantal uitstekend opgeleide immigranten is werkzaam op verschillende plaatsen binnen onze economie. De allochtone parochies worden zeer complex; ze hadden niet slechts een tijdelijke taak, maar ze blijven een noodzaak, als de kerk de mensen terzijde wil blijven staan. De hier aangeboden nieuwe richtlijnen voor de zielzorg onder buitenlanders zijn met het oog op deze gewijzigde situatie geformuleerd.
Van de ene kant nemen deze richtlijnen de oerbehoefte van de mens serieus, dat hij zijn geloof, zijn diepste hoop en verlangens wil beleven en vieren in zijn eigen taal, zijn eigen tradities en zijn eigen cultuur. Dat hoort bij de menselijke identiteit.
Van de andere kant behoren christenen op grond van hun doop en vormsel allemaal even oorspronkelijk tot de kerk; d.w.z. dat tot een plaatselijke parochie, op grond van doopsel en vormsel, gelijkberechtigde christenen behoren met verschillende talen en culturen. Christenen met een "minderheidstaal" en een "minderheidscultuur" zijn bij ons geen gasten, maar behoren evenzeer van meet af aan tot de parochie als de mensen met de "meerderheidstaal". De Handelingen van de Apostelen laten ons reeds de ene kerk met vele talen en culturen zien en deze veelheid is een rijkdom.
De Heilige Geest moge ons allen vervullen, zodat we deze rijkdom ontdekken en dat "de velen" ook vandaag en morgen "in hun eigen taal mogen horen spreken van Gods grote daden" (Hand. 2, 11).
Dr. Josef Voß
wijbisschop / voorzitter van Commissie XIV (Migratie)
Vertaling: M. de Leur, pr.