
1 oktober 1989
De geschriften van het Oude en Nieuwe Testament zijn onder inspiratie van de Heilige Geest geschreven, opdat zij dienstig zouden zijn ter onderrichting, wederlegging, verbetering en opvoeding in een rechtschapen leven. Vgl. 2 Tim. 3, 16 Deze geschriften werden samengevat in de canon. De Kerk heeft met haar leergezag in deze canon het apostolische geloofsgetuigenis de authentieke en betrouwbare uitdrukking van bet kerkelijk geloof uit de begintijd erkend en zich altijd daartoe bekend. Vgl. Concilie van Trente, 4e Zitting - Decreet over de Heilige Geschriften en de overleveringen van de apostelen, Sessio IV - Recipiuntur Libris Sacris et de traditionibus recipiendis (8 apr 1546), 2-4. (vgl. DH 1502-1504 Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 8.31. (vgl. DH 3006 en 3029) „De Kerk heeft de goddelijke geschriften steeds zo vereerd als ook het lichaam: van de Heer. Want zij neemt, vooral in de heilige liturgie; voortdurend van de tafel van het woord van God en van het lichaam van Christus het brood des levens en biedt dit aan de gelovigen aan”. Daarom dient elke kerkelijke verkondiging „door de heilige Schrift... gevoed en beheerst” te worden. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 21 De bestudering van de heilige Schrift moet als het ware de ziel van de theologie en van elke verkondiging zijn. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 24 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de priesteropleiding, Optatam Totius Ecclesiae (28 okt 1965), 16 Het getuigenis van de heilige Schrift moet daarom ook uitgangspunt en grondslag: voor de uitleg van het dogma zijn.