H. Paus Johannes Paulus II - 17 november 1979
Illustere professoren en zeer geliefde studenten,
Het is met een diep gevoelen van vreugde dat ik mij na lange tijd terug bevind in deze aula, mij goed bekend omdat ik hier als student vele malen gedurende mijn jeugdjaren ben binnengegaan, toen ook ik vanuit den verre naar het Pauselijke Internationaal Atheneum ‘Angelicum’ ben gekomen om mij te verdiepen in het denken van de Doctor Communis, Sint-Thomas van Aquino.
Het Atheneum heeft sindsdien een belangrijke groei meegemaakt: het is door mijn vereerde voorganger, Paus Johannes XXIII, tot de rang van Pauselijke Universiteit verheven en heeft twee nieuwe instituten gekregen: naast de reeds bestaande faculteiten van theologie, kerkelijk recht en wijsbegeerte, zijn de faculteiten van sociale wetenschappen en het instituut ‘Mater Ecclesiae’, bestemd voor toekomstige “gediplomeerden in godsdienstwetenschappen” eraan toegevoegd. Ik neem met vreugde kennis van deze tekenen van vitaliteit van de oude boom, die toont dat ze verse levensstromen in zich bevat, dankzij de welke ze met nieuwe wetenschappelijke instellingen kan beantwoorden aan de opkomende culturele vragen.
De vreugde van de ontmoeting vandaag wordt op bijzondere wijze vergroot door de aanwezigheid van een uitgelezen schaar aan kenners van het thomistisch denken, die hier van overal verenigd zijn om de 100ste verjaardag te vieren van de Encycliek Paus Leo XIII - Encycliek
Aeterni Patris
Ter herstel van de christelijke wijsbegeerte naar de geest van Sint-Thomas van Aquino in de katholieke scholen
(4 augustus 1879), gepubliceerd op 4 augustus 1879 door de grote paus Leo XIII. Het congres, dat georganiseerd wordt door de Internationale Sociëteit Thomas van Aquino, is op perfecte wijze verbonden met het recente congres in Cordoba, Argentinië dat op initiatief van de katholieke, Argentijnse vereniging van de wijsbegeerte werd georganiseerd en dat eveneens dezelfde verjaardag wilde vieren door de grootste exponenten van het christelijke, hedendaagse denken bijeen te roepen omtrent het thema ‘De wijsbegeerte van de christen vandaag’. Het huidige congres, dat hulde brengt aan dit Romeins centrum van thomistische studies, waar men kan zeggen dat de Aquinaat woont “tamquam in domo sua”, is meer specifiek gericht is op de figuur en het werk van Sint-Thomas en vormt eveneens een passende eerbetuiging aan de onsterfelijke Paus die zulk een groot aandeel had in de bevordering van de vernieuwde interesse in het wijsgerige en theologische werk van de Engelachtige Leraar.
Ik wens echter ook een zeer hartelijke groet te brengen aan jullie, studenten van deze universiteit, die zich vol geestdrift wijden aan de studie van de wijsbegeerte en de theologie als ook aan andere nuttige hulpwetenschappen en waarbij jullie als meester en gids Thomas van Aquino hebben tot wier kennis jullie zijn gebracht door het onverdroten onderricht van jullie professoren. Het jeugdige enthousiasme waarmee jullie zich toeleggen op de Aquinaat om hem vragen, opgewekt door jullie gevoeligheid van de problemen van de moderne wereld, te stellen en de indruk van schitterende duidelijkheid die jullie halen uit de antwoorden die hij jullie met heldere en rustige overvloed geeft, vormen het meest overtuigende bewijs van de geïnspireerde wijsheid waardoor paus Leo XIII werd bewogen bij de afkondiging van de Paus Leo XIII - Encycliek
Aeterni Patris
Ter herstel van de christelijke wijsbegeerte naar de geest van Sint-Thomas van Aquino in de katholieke scholen
(4 augustus 1879), waarvan wij dit jaar de 100ste verjaardag vieren.
De voortdurende vijandelijke aanvallen van de kant van de vijanden van het katholieke geloof en van de rechte rede leidde Leo XIII ertoe om in zijn Encycliek de leer van Vaticanum I te herbevestigen en verder te ontwikkelen. Nadat hij in de Encycliek de geleidelijke en steeds grotere bijdrage van verlichte geesten, zowel in het Oosten als in het Westen, ter verdediging en ontwikkeling van het wijsgerige en theologische denken opgeroepen heeft, staat de Paus stil bij het werk van verdieping en synthese dat Sint-Thomas verricht heeft. Hij aarzelt niet -in woorden die verdienen geciteerd te worden in hun helder, klassiek Latijn- om de Engelachtige Leraar aan te duiden als degene die het rationele onderzoek heeft binnengebracht in de geloofsgegevens, wat van onvergankelijke waarde is gebleken:
“Illorum doctrinas, velut dispersa cuiusdam corporis membra, in unum Thomas collegit et coagmentavit, miro ordine digessit, et magnis incrementis ita adauxit, ut catholicae Ecclesiae singulare praesidium et decus iure meritoque habeatur... Praeterea rationem, ut par est, a fide apprime distinguens, utramque tamen amice consocians, utriusque tum iura conservavit, tum dignitati consuluit, ita quidem ut ratio ad humanum fastigium Thomae pennis evecta, iam fere nequeat sublimius assurgere; neque fides a ratione fere possit plura aut validiora adiumenta prestolari, quam quae iam est per Thomam consecuta”.
"Hun leerstellingen, die als de verspreid liggende ledematen waren van één lichaam, heeft Thomas bijeengebracht en tot een feilloze synthese verbonden. Hij rangschikte alles in wonderbare orde en voegde er belangrijke punten aan toe, zodat hij met volle recht als een onvergelijkelijke steunpilaar en een sieraad van de katholieke Kerk wordt beschouwd.... Bovendien wist hij, bij de vereiste, door hem zeer scherp gestelde, onderscheiding van rede en geloof, ze toch vriendschappelijk te doen samengaan. Hierdoor liet hij elk van die beiden in haar recht en waarde, zodat enerzijds de rede op Thomas' vleugelen tot de hoogste voor de mens bereikbare hoogte gedragen, welhaast niet hoger meer kan stijgen; en anderzijds het geloof moeilijk méér of sterker steun van de rede kan verwachten, dan het door Thomas reeds verwierf. Paus Leo XIII, Encycliek, Ter herstel van de christelijke wijsbegeerte naar de geest van Sint-Thomas van Aquino in de katholieke scholen, Aeterni Patris (4 aug 1879), 45
Plechtige en veeleisende verklaringen. Voor ons die deze beschouwen een eeuw later horen, bieden zij vooral praktische en pedagogische aanwijzingen. Immers, met deze verklaringen heeft Leo XIII aan docenten en studenten van de filosofie en de theologie een onvergelijkbaar model voor de christelijke onderzoeker willen voorstellen.
Welnu, wat zijn de gaven waardoor de Aquinaat, naast de titels van ‘Doctor Ecclesiae’ en ‘Doctor Angelicus’, die hem zijn toebedeeld door Sint-Pius V, ook de titel van ‘Patronus caelestis studiorum optimorum” heeft verdient, een titel welke Leo XIII hem gaf met de Apostolische Brief Paus Leo XIII - Encycliek
Cum hoc sit
Verheffing van de H. Thomas van Aquino tot patroon van de universiteiten, de academies en de lycea
(4 augustus 1880) van 4 augustus 1880, ter gelegenheid van de eerste verjaardag van de Paus Leo XIII - Encycliek
Aeterni Patris
Ter herstel van de christelijke wijsbegeerte naar de geest van Sint-Thomas van Aquino in de katholieke scholen
(4 augustus 1879) die wij herdenken?
De eerste gave is ongetwijfeld dat hij een volledige onderdanigheid van geest en hart aan de goddelijke Openbaring heeft beleden; een onderdanigheid die hij vernieuwd heeft op zijn doodsbed, in de abdij van Fossanova op 7 maart 1274. Hoe goed zou het zijn voor de Kerk van God wanneer ook vandaag alle katholieke filosofen en theologen dit sublieme voorbeeld van de ‘Doctor Communis Ecclesiae’ zouden volgen! Deze onderdanigheid werd door de Aquinaat uitgebreid tot de Heilige Vaders en Leraren, wier getuigenissen overeenstemmen met het geopenbaarde Woord, zodanig dat kardinaal Caietanus niet geaarzeld heeft om te schrijven – en dit is de tekst waarnaar de Encycliek verwijst-: “Sint-Thomas, omdat hij de hoogste eerbied had voor de Heilige Leraren, erfde, in zekere zin, het denken van hun allen.” Paus Leo XIII, Encycliek, Ter herstel van de christelijke wijsbegeerte naar de geest van Sint-Thomas van Aquino in de katholieke scholen, Aeterni Patris (4 aug 1879), 42
De tweede gave waardoor de pedagogische voorrang van de Engelachtige Leraar is gerechtvaardigd, is het grote respect dat hij had voor de zichtbare wereld, dit werk en dus spoor en beeld van de Schepper. Ten onrechte heeft men dus geprobeerd Sint-Thomas te beschuldigen van naturalisme en empirisme: “De Engelachtige Leraar" – zo leest men in de Encycliek- "leidt de conclusies af vanuit diepste oorzaken van de werkelijkheid en de veelomvattende algemene beginselen, die de kiem van haast ontelbare waarheden in hun schoot omsluiten”. Paus Leo XIII, Encycliek, Ter herstel van de christelijke wijsbegeerte naar de geest van Sint-Thomas van Aquino in de katholieke scholen, Aeterni Patris (4 aug 1879), 44
De derde gave, tot slot, die Leo XIII ertoe brengt om de Aquinaat voor te stellen als model voor de studies voor professoren en studenten, is de eerlijke en volledige toewijding, welke hij altijd bewaard heeft, aan het Leergezag van de Kerk, aan wier oordeel hij al zijn werken onderwierp, gedurende het leven en op het tijdstip van zijn dood. Wie herinnert zich niet de aandoenlijke belijdenis die hij wilde uitspreken in de cel van de abdij van Fossanova, geknield voor de Eucharistie, vooraleer hij deze als viaticum voor het eeuwige leven zou ontvangen!
“De werken van de Engelachtige leraar" - zo schrijft Leo XIII ook - "bevatten de leer die het meest in overeenstemming is met het Leergezag van de Kerk.” Paus Leo XIII, Encycliek, Ter herstel van de christelijke wijsbegeerte naar de geest van Sint-Thomas van Aquino in de katholieke scholen, Aeterni Patris (4 aug 1879), 50 Uit de geschriften van de Heilige Leraar blijkt dat hij de onderdanigheid van zijn geest heeft voorbehouden aan het plechtige en onfeilbare Leergezag van de Concilies en de Pausen. Dit zeer stichtelijke feit is ook vandaag waard om nagevolgd te worden door hen die zich willen conformeren aan de dogmatische constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964). Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 25
“agere de ineunda philosophicorum studiorum ratione, quae et bono fidei apte respondeat, et ipsi humanarum scientiarum dignitati sit consentanea”"Te spreken over de wijze, waarop de wijsbegeerte dient beoefend te worden, om tot heil van het geloof te strekken en om de hoogte te bereiken, waarop het menselijk weten behoort te staan", Paus Leo XIII, Encycliek, Ter herstel van de christelijke wijsbegeerte naar de geest van Sint-Thomas van Aquino in de katholieke scholen, Aeterni Patris (4 aug 1879), 6
vooral naar Sint-Thomas,
“inter Scholasticos Doctores omnium princeps et magister”"Onder de scholastieke leraren het hoofd en de meester",
verwees.
De methode, de principes, de leer van de Aquinaat –zo herinnerde de onsterfelijke Paus- hebben in de loop der eeuwen niet enkel de voorkeur genoten van geleerden, maar ook van het hoogste Leergezag van de Kerk. Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Ter herstel van de christelijke wijsbegeerte naar de geest van Sint-Thomas van Aquino in de katholieke scholen, Aeterni Patris (4 aug 1879), 46-50 Opdat het filosofisch en theologisch denken niet zou steunen op een “wankel fundament”, die haar “zwalpend en oppervlakkig” zou maken, is het ook vandaag –zo benadrukte hij- noodzakelijk dat de filosofie en theologie terugkeren om zich te inspireren aan de “gouden wijsheid” van Sint-Thomas, om er glans en kracht uit te halen bij het verdiepen van de gegevens van de Openbaring en bij de bevordering van een passende, wetenschappelijke vooruitgang. Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Ter herstel van de christelijke wijsbegeerte naar de geest van Sint-Thomas van Aquino in de katholieke scholen, Aeterni Patris (4 aug 1879), 64
Na honderd jaar van geschiedenis van het denken zijn wij in staat om te beoordelen hoe zwaarwegend en wijs deze beoordelingen waren. Het is daarom niet zonder reden dat de Pausen, de opvolgers van Leo XIII, en de Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991) Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 1366. 2, deze beoordelingen hebben hernomen en eigen gemaakt. Ook het Tweede Vaticaans Concilie, zoals wij weten, schrijft de studie en het onderricht van de altijddurende erfenis van de filosofie voor, waarvan een vooraanstaand deel het denken van de Engelachtige Leraar uitmaakt. (Hier zou ik graag eraan willen herinneren dat Paulus VI de filosoof Jacques Maritain naar het Concilie wilde uitnodigen, één van de meest illustere onder de hedendaagse interpreten van het thomistisch denken. Op deze wijze wou Paulus VI ook zijn hoge achting voor de meester van de 13e eeuw uitdrukken en tegelijkertijd voor een wijze om aan filosofie te doen in overeenstemming met “de tekenen van de tijd”). Het decreet over de vorming van de priesters 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Optatam Totius Ecclesiae
Over de priesteropleiding
(28 oktober 1965), voorafgaand aan het spreken over de noodzaak om rekening te houden met het onderricht in de moderne, wijsgerige stromingen, en in het bijzonder met die, welk in hun eigen land grote opgang maken, eist dat “de filosofische vakken zullen zó gedoceerd worden, dat men de studenten allereerst brengt tot een degelijke en samenhangende kennis van de mens, van de wereld en van God, daarbij steunend op het filosofisch erfgoed van blijvende waarde”. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de priesteropleiding, Optatam Totius Ecclesiae (28 okt 1965), 15
In de verklaring over de christelijke opvoeding 2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Gravissimum Educationis
Over de Christelijke opvoeding
(28 oktober 1965), lezen wij: “met het oog op een steeds dieper inzicht, en het doel om door een zorgvuldige bestudering van de nieuwe moderne problemen en wetenschappelijke resultaten beter te doen uitkomen, hoe geloof en rede elkaar ontmoeten in de éne waarheid; zij doet dit op het voorbeeld van de kerkleraars, vooral van Sint-Thomas van Aquino”. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de Christelijke opvoeding, Gravissimum Educationis (28 okt 1965), 10 De woorden van het Concilie zijn duidelijk: in nauwe verbinding met het cultureel patrimonium van het verleden en in het bijzonder met het denken van Sint-Thomas, hebben de concilievaders een fundamenteel element gezien voor een adequate vorming van de clerus en de christelijke jeugd en dus een noodzakelijke voorwaarde voor de verlangde vernieuwing van de Kerk.
Het is geen toeval dat ik hier mijn voornemen herbevestig om de beschikkingen van het Concilie volledig uit te voeren aangezien ik mij in deze zin reeds expliciet geuit heb in de homilie van 17 oktober 1978, daags na mijn verkiezing tot de Stoel van Petrus Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Urbi et Orbi, Voorafgaand aan de eerste zegen "Urbi et Orbi" aan het einde van het conclaaf, Het Concilie voortzetten (17 okt 1978), 1-3 en vervolgens vele malen erna.
De filosofie van Sint-Thomas verdient een aandachtige studie en een overtuigde aanvaarding door de jeugd van onze tijd, wegens zijn geest van openheid en universalisme, kenmerken die moeilijk te vinden zijn in vele stromingen van het huidige denken. Het betreft de openheid op het geheel van de werkelijkheid in al haar delen en dimensies, zonder reducties of particularismen (zonder verabsoluteringen van singuliere aspecten), zoals dit gevraagd wordt van het verstand in naam van de objectieve en integrale waarheid betreffende de werkelijkheid. Deze openheid is ook een bepalend kenmerk van het christelijke geloof, waarvan de katholiciteit het specifieke teken is. Deze openheid heeft als fundament en bron het feit dat de filosofie van Sint-Thomas een filosofie van het zijn is, d.w.z. van de “actus essendi”, waarvan de transcendentele waarde de meest directe weg is om tot kennis van te komen van het Subsistente Zijn en de Zuivere Act, die God is. Om deze reden zou deze filosofie terecht genoemd kunnen worden “filosofie van de bekendmaking van het zijn”, “de lofzang ter ere van het zijnde”.
Vanuit deze bekendmaking van het zijn haalt de filosofie van Sint-Thomas het vermogen om te ontvangen en te bevestigen al wat verschijnt voor het menselijke verstand (het ervaringsgegeven in de meest brede betekenis) als bepaald zijnde, in al de onmetelijke rijkdom van zijn inhoud; in het bijzonder haalt zij uit deze bekendmaking het vermogen om te ontvangen en te bevestigen het ‘zijnde’ dat in staat is om zichzelf te kennen, om zich te verwonderen om zichzelf en vooral om te beslissen over zichzelf, en om haar eigen, onherhaalbare geschiedenis, te smeden... Aan dit ‘zijnde’, aan diens waardigheid denkt Sint-Thomas wanneer hij spreekt over de mens als iemand die is ““perfectissimum in tota natura” - "meest volmaakt in geheel de natuur" H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. I, q. 29, a. 3, een “persona”, waarvoor hij een specifieke en bijzondere aandacht heeft. Hiermee is het wezenlijke omtrent de waardigheid van het menselijke zijnde, al blijft er nog veel te onderzoeken op dit gebied, met behulp van de beschouwingen die de huidige wijsgerige stromingen bieden.
Vanuit deze bekendmaking van het zijn bereikt de filosofie van Sint-Thomas ook haar eigen methodologische rechtvaardiging als een discipline die onherleidbaar is tot enige andere wetenschap; meer zelfs, zij is van die aard dat zij alle wetenschappen overstijgt omdat zij zich tegenover deze wetenschappen als autonoom verhoudt en tegelijkertijd in wezenlijke zin deze wetenschappen vervolledigt.
Tevens haalt de filosofie van Sint-Thomas uit deze bekendmaking de mogelijkheid en tegelijkertijd de eis om alles te overstijgen wat ons direct door de kennis als zijnde (het ervaringsgegeven) om het “ipsum Esse subsistens” te bereiken, die tegelijkertijd is scheppende Liefde. Hierin bevindt zich de uiteindelijke (en daarom noodzakelijke) verklaring voor het feit dat
“potius est esse quam non esse” - "het beter is te zijn dan niet te zijn"
en, in het bijzonder voor het feit dat wij bestaan...
“Ipsum enim esse – zegt de Engelachtige Leraar – est communissimus effectus primus et intimior omnibus aliis effectibus; et ideo soli Deo competit secundum virtutem propriam talis effectus”.
"Het zijn zelf is het eerste effect, het meest gemeenschappelijk en het meest intiem dan alle andere effecten, en daarom komt het enkel aan God toe volgens de kracht die eigen is aan zulk een effect". H. Thomas van Aquino, Questiones Disputatae De Potentia. q. 3, a. 7 c
Sint-Thomas start de filosofie in de sporen van deze intuïtie en hij wijst tegelijkertijd aan dat enkel op deze weg het verstand zich bij zichzelf voelt (zoals “zich thuis voelen”) en dat daarom het verstand deze weg absoluut niet kan afwijzen, indien het niet zichzelf wil verwerpen. Door als eigen object van de metafysica de werkelijkheid “sub ratione entis” te poneren, gaf Sint-Thomas te kennen dat in de transcendentele zijnsanalogie het methodologisch criterium ligt om proposities te formuleren over geheel te werkelijkheid, met inbegrip van het Absolute. Het is moeilijk om het methodologische belang van deze ontdekking voor het wijsgerig onderzoek, zoals ook trouwens voor de menselijke kennis in het algemeen, te overschatten
Het is overbodig om te onderstrepen hoeveel de theologie, die niets anders is dan “fides quaerens intellectum” of “intellectus fidei”, schatplichtig is aan deze filosofie. Dus evenmin de theologie zal de filosofie van Sint-Thomas kunnen afwijzen.
De filosofie van Sint-Thomas munt uit door haar realisme en objectiviteit; het is de filosofie van “de l’être et non du paraître” - "het zijn en niet van wat verschijnt". De verovering van de natuurlijke waarheid, welke haar oorsprong heeft in God-Schepper, zoals ook de goddelijke waarheid haar oorsprong heeft in de openbarende God, heeft de filosofie van de Engelachtige Leraar in hoogste mate geschikt gemaakt om “ancilla fidei” - "dienstmaagd van het geloof" te zijn, zonder zichzelf te vernederen en zonder haar onderzoeksveld te beperken, maar, in tegendeel, ontwikkelingen te bereiken, dien ondenkbaar zijn door enkel de menselijke rede.
Daarom aarzelde Paus Pius XI, bij de publicatie van de Encycliek Paus Pius XI - Encycliek
Studiorum Ducem
Over Sint Thomas van Aquino (29 september 1923), ter gelegenheid van het zesde eeuwfeest van de heiligverklaring van Sint-Thomas, niet om te verklaren: “In Thoma honorando maius quiddam quam Thomae ipsius existimatio vertitur, id est Ecclesiae docentis auctoritas” - “In het eren van Sint-Thomas gaat het om iets groter dan reputatie van Sint-Thomas zelf, nl. het gezag van de lerende Kerk”. Paus Pius XI, Encycliek, Over Sint Thomas van Aquino, Studiorum Ducem (29 sept 1923). AAS 15 (1923) 324
De mens is meester over zichzelf, kan voor zichzelf voorzien en zijn eigen bestaan ontwerpen. Echter, dit feit, beschouwd in zichzelf, beslist nog niet over de grootsheid van de mens en garandeert nog niet de volheid van zijn persoonlijke zelfrealisatie. Beslissend is enkel dat de mens zich in zijn handelen onderwerpt aan de waarheid, die hij niet ontwerpt maar ontdekt in de natuur, die hem samen met zijn zijn, gegeven is. God is het die de werkelijkheid als Schepper bepaalt en Hij laat de werkelijkheid steeds beter zien wanneer Hij zich openbaart in Jezus Christus en Zijn Kerk. Het Tweede Vaticaans Concilie bereikt de diepte van deze intuïtie wanneer het de zelfvoorzienigheid van de mens “sub ratione veri” - "in het licht van de waarheid" beschrijft met de term “koninklijke taak” (“munus regale”).
Dit is de leer die ik mij tot taak stelde om in herinnering te roepen en bij de tijd te brengen in de Encycliek H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Redemptor Hominis
De Verlosser van de mensen
(4 maart 1979), toen ik de mens aanduidde als “de eerste en belangrijkste weg van de Kerk” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 14
De aansporing is immers volledig gerechtvaardig door de getuigenis van het leven waarmee Sint-Thomas het onderricht, verbonden aan zijn leerstoel, heeft versterkt. Meer dan de technische methodologie van een meester, was zijn methodologie die van een heilige, die voluit het Evangelie, waarin de liefde alles is, leefde.
Liefde tot God, hoogste bron van elke waarheid; liefde tot de naaste, hoofdwerk van God; liefde tot de geschapen dingen, die ook kostbare schrijnen zijn, vol met schatten die God erin gelegd heeft.
Ziehier de inspirerende kracht van geheel zijn studie-ijver en het grootste geheim van zijn totale zelfgave als gewijd persoon. “A caritate omnia procedunt sicut a principio et in caritatem omnia ordinantur sicut in finem” - "Vanuit de liefde komt alles als vanuit een beginsel voort en tot de liefde is alles als een doel gericht", zo heeft hij geschreven H. Thomas van Aquino, Expositio in evangelium Joannis. XV, 2. En inderdaad, de gigantische intellectuele kracht van deze meester van het denken werd opgewekt, ondersteund en gericht door een hart dat overliep van liefde tot God en de naaste. “Per ardorem caritatis datur cognitio veritatis” - "Door het vuur van de liefde wordt de kennis van de waarheid gegeven" H. Thomas van Aquino, Expositio in evangelium Joannis. V, 6. Het zijn emblematische woorden die ons een kijk bieden, achter de denker die in staat is tot de meest vermetele speculatieve beschouwingen, in het binnenste van een mysticus, die gewend is om, direct uit de bron van alle waarheid, het antwoord te bereiken om de meest diepe verzuchtingen van de menselijke geest. Belijdt hij overigens zelf niet dat hij nooit iets geschreven heeft of nooit onderricht gegeven heeft zonder zijn toevlucht te nemen tot het gebed?
Wie zich bezighoudt met Sint-Thomas kan dit getuigenis van zijn leven niet terzijde schuiven; integendeel, hij moet zich in zijn spoor moedig op weg zetten bij de taak om dit voorbeeld na te volgen, indien hij wil komen tot het proeven van de meest uitgelezen en zoete vruchten van zijn onderricht. Hieraan worden wij herinnerd door het gebed dat de liturgie ons op onze lippen legt op de dag van zijn feest: “God, die in Sint-Thomas een model van heiligheid en leer aan de Kerk hebt gegeven. Geef ons het licht om zijn onderricht te begrijpen en de kracht om zijn voorbeeld na te volgen.”
Dit vragen wij ook vanavond aan de Heer, terwijl wij ons gebed toevertrouwen op de voorspraak van “meester Thomas”, ten diepste een menselijke meester omdat hij ten diepste een christelijke meester was en precies omdat hij ten diepste een christelijke meester was, was hij ten diepste een menselijke meester.