
H. Paus Johannes Paulus II - 17 november 1979
De filosofie van Sint-Thomas verdient een aandachtige studie en een overtuigde aanvaarding door de jeugd van onze tijd, wegens zijn geest van openheid en universalisme, kenmerken die moeilijk te vinden zijn in vele stromingen van het huidige denken. Het betreft de openheid op het geheel van de werkelijkheid in al haar delen en dimensies, zonder reducties of particularismen (zonder verabsoluteringen van singuliere aspecten), zoals dit gevraagd wordt van het verstand in naam van de objectieve en integrale waarheid betreffende de werkelijkheid. Deze openheid is ook een bepalend kenmerk van het christelijke geloof, waarvan de katholiciteit het specifieke teken is. Deze openheid heeft als fundament en bron het feit dat de filosofie van Sint-Thomas een filosofie van het zijn is, d.w.z. van de “actus essendi”, waarvan de transcendentele waarde de meest directe weg is om tot kennis van te komen van het Subsistente Zijn en de Zuivere Act, die God is. Om deze reden zou deze filosofie terecht genoemd kunnen worden “filosofie van de bekendmaking van het zijn”, “de lofzang ter ere van het zijnde”.
Vanuit deze bekendmaking van het zijn haalt de filosofie van Sint-Thomas het vermogen om te ontvangen en te bevestigen al wat verschijnt voor het menselijke verstand (het ervaringsgegeven in de meest brede betekenis) als bepaald zijnde, in al de onmetelijke rijkdom van zijn inhoud; in het bijzonder haalt zij uit deze bekendmaking het vermogen om te ontvangen en te bevestigen het ‘zijnde’ dat in staat is om zichzelf te kennen, om zich te verwonderen om zichzelf en vooral om te beslissen over zichzelf, en om haar eigen, onherhaalbare geschiedenis, te smeden... Aan dit ‘zijnde’, aan diens waardigheid denkt Sint-Thomas wanneer hij spreekt over de mens als iemand die is ““perfectissimum in tota natura” - "meest volmaakt in geheel de natuur" H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. I, q. 29, a. 3, een “persona”, waarvoor hij een specifieke en bijzondere aandacht heeft. Hiermee is het wezenlijke omtrent de waardigheid van het menselijke zijnde, al blijft er nog veel te onderzoeken op dit gebied, met behulp van de beschouwingen die de huidige wijsgerige stromingen bieden.
Vanuit deze bekendmaking van het zijn bereikt de filosofie van Sint-Thomas ook haar eigen methodologische rechtvaardiging als een discipline die onherleidbaar is tot enige andere wetenschap; meer zelfs, zij is van die aard dat zij alle wetenschappen overstijgt omdat zij zich tegenover deze wetenschappen als autonoom verhoudt en tegelijkertijd in wezenlijke zin deze wetenschappen vervolledigt.
Tevens haalt de filosofie van Sint-Thomas uit deze bekendmaking de mogelijkheid en tegelijkertijd de eis om alles te overstijgen wat ons direct door de kennis als zijnde (het ervaringsgegeven) om het “ipsum Esse subsistens” te bereiken, die tegelijkertijd is scheppende Liefde. Hierin bevindt zich de uiteindelijke (en daarom noodzakelijke) verklaring voor het feit dat
“potius est esse quam non esse” - "het beter is te zijn dan niet te zijn"
en, in het bijzonder voor het feit dat wij bestaan...
“Ipsum enim esse – zegt de Engelachtige Leraar – est communissimus effectus primus et intimior omnibus aliis effectibus; et ideo soli Deo competit secundum virtutem propriam talis effectus”.
"Het zijn zelf is het eerste effect, het meest gemeenschappelijk en het meest intiem dan alle andere effecten, en daarom komt het enkel aan God toe volgens de kracht die eigen is aan zulk een effect". H. Thomas van Aquino, Questiones Disputatae De Potentia. q. 3, a. 7 c
Sint-Thomas start de filosofie in de sporen van deze intuïtie en hij wijst tegelijkertijd aan dat enkel op deze weg het verstand zich bij zichzelf voelt (zoals “zich thuis voelen”) en dat daarom het verstand deze weg absoluut niet kan afwijzen, indien het niet zichzelf wil verwerpen. Door als eigen object van de metafysica de werkelijkheid “sub ratione entis” te poneren, gaf Sint-Thomas te kennen dat in de transcendentele zijnsanalogie het methodologisch criterium ligt om proposities te formuleren over geheel te werkelijkheid, met inbegrip van het Absolute. Het is moeilijk om het methodologische belang van deze ontdekking voor het wijsgerig onderzoek, zoals ook trouwens voor de menselijke kennis in het algemeen, te overschatten
Het is overbodig om te onderstrepen hoeveel de theologie, die niets anders is dan “fides quaerens intellectum” of “intellectus fidei”, schatplichtig is aan deze filosofie. Dus evenmin de theologie zal de filosofie van Sint-Thomas kunnen afwijzen.