H. Paus Johannes Paulus II - 17 november 1979
“agere de ineunda philosophicorum studiorum ratione, quae et bono fidei apte respondeat, et ipsi humanarum scientiarum dignitati sit consentanea”"Te spreken over de wijze, waarop de wijsbegeerte dient beoefend te worden, om tot heil van het geloof te strekken en om de hoogte te bereiken, waarop het menselijk weten behoort te staan", Paus Leo XIII, Encycliek, Ter herstel van de christelijke wijsbegeerte naar de geest van Sint-Thomas van Aquino in de katholieke scholen, Aeterni Patris (4 aug 1879), 6
vooral naar Sint-Thomas,
“inter Scholasticos Doctores omnium princeps et magister”"Onder de scholastieke leraren het hoofd en de meester",
verwees.
De methode, de principes, de leer van de Aquinaat –zo herinnerde de onsterfelijke Paus- hebben in de loop der eeuwen niet enkel de voorkeur genoten van geleerden, maar ook van het hoogste Leergezag van de Kerk. Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Ter herstel van de christelijke wijsbegeerte naar de geest van Sint-Thomas van Aquino in de katholieke scholen, Aeterni Patris (4 aug 1879), 46-50 Opdat het filosofisch en theologisch denken niet zou steunen op een “wankel fundament”, die haar “zwalpend en oppervlakkig” zou maken, is het ook vandaag –zo benadrukte hij- noodzakelijk dat de filosofie en theologie terugkeren om zich te inspireren aan de “gouden wijsheid” van Sint-Thomas, om er glans en kracht uit te halen bij het verdiepen van de gegevens van de Openbaring en bij de bevordering van een passende, wetenschappelijke vooruitgang. Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Ter herstel van de christelijke wijsbegeerte naar de geest van Sint-Thomas van Aquino in de katholieke scholen, Aeterni Patris (4 aug 1879), 64
Na honderd jaar van geschiedenis van het denken zijn wij in staat om te beoordelen hoe zwaarwegend en wijs deze beoordelingen waren. Het is daarom niet zonder reden dat de Pausen, de opvolgers van Leo XIII, en de Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991) Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 1366. 2, deze beoordelingen hebben hernomen en eigen gemaakt. Ook het Tweede Vaticaans Concilie, zoals wij weten, schrijft de studie en het onderricht van de altijddurende erfenis van de filosofie voor, waarvan een vooraanstaand deel het denken van de Engelachtige Leraar uitmaakt. (Hier zou ik graag eraan willen herinneren dat Paulus VI de filosoof Jacques Maritain naar het Concilie wilde uitnodigen, één van de meest illustere onder de hedendaagse interpreten van het thomistisch denken. Op deze wijze wou Paulus VI ook zijn hoge achting voor de meester van de 13e eeuw uitdrukken en tegelijkertijd voor een wijze om aan filosofie te doen in overeenstemming met “de tekenen van de tijd”). Het decreet over de vorming van de priesters 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Optatam Totius Ecclesiae
Over de priesteropleiding
(28 oktober 1965), voorafgaand aan het spreken over de noodzaak om rekening te houden met het onderricht in de moderne, wijsgerige stromingen, en in het bijzonder met die, welk in hun eigen land grote opgang maken, eist dat “de filosofische vakken zullen zó gedoceerd worden, dat men de studenten allereerst brengt tot een degelijke en samenhangende kennis van de mens, van de wereld en van God, daarbij steunend op het filosofisch erfgoed van blijvende waarde”. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de priesteropleiding, Optatam Totius Ecclesiae (28 okt 1965), 15
In de verklaring over de christelijke opvoeding 2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Gravissimum Educationis
Over de Christelijke opvoeding
(28 oktober 1965), lezen wij: “met het oog op een steeds dieper inzicht, en het doel om door een zorgvuldige bestudering van de nieuwe moderne problemen en wetenschappelijke resultaten beter te doen uitkomen, hoe geloof en rede elkaar ontmoeten in de éne waarheid; zij doet dit op het voorbeeld van de kerkleraars, vooral van Sint-Thomas van Aquino”. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de Christelijke opvoeding, Gravissimum Educationis (28 okt 1965), 10 De woorden van het Concilie zijn duidelijk: in nauwe verbinding met het cultureel patrimonium van het verleden en in het bijzonder met het denken van Sint-Thomas, hebben de concilievaders een fundamenteel element gezien voor een adequate vorming van de clerus en de christelijke jeugd en dus een noodzakelijke voorwaarde voor de verlangde vernieuwing van de Kerk.
Het is geen toeval dat ik hier mijn voornemen herbevestig om de beschikkingen van het Concilie volledig uit te voeren aangezien ik mij in deze zin reeds expliciet geuit heb in de homilie van 17 oktober 1978, daags na mijn verkiezing tot de Stoel van Petrus Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Urbi et Orbi, Voorafgaand aan de eerste zegen "Urbi et Orbi" aan het einde van het conclaaf, Het Concilie voortzetten (17 okt 1978), 1-3 en vervolgens vele malen erna.