H. Paus Johannes Paulus II - 8 december 1998
De Verenigde Naties
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (10 december 1948) erkent dat het recht op godsdienstvrijheid tevens de vrijheid omvat zijn godsdienst te belijden hetzij alleen, hetzij met anderen zowel in het openbaar als in het particuliere leven. Vgl. Verenigde Naties, Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (10 dec 1948). art. 18 Ondanks dat zijn er ook nu nog plaatsen waar het recht om voor de eredienst bijeen te komen ofwel niet erkend, ofwel beperkt is tot de leden van een enkele godsdienst. Deze ernstige inbreuk op een van de grondrechten van de persoon is oorzaak van ontzaglijk lijden voor gelovigen. Wanneer een staat een bepaalde status toekent aan een godsdienst, mag dat niet ten koste gaan van andere. Men kent echter het tegendeel: er zijn landen waar individuen, gezinnen, families, en hele bevolkingsgroepen gediscrimineerd en gemarginaliseerd blijven op grond van hun godsdienstige overtuiging.
Men kan ook niet stilzwijgend voorbijgaan aan een ander probleem dat indirect verbonden is met de godsdienstvrijheid. In gemeenschappen en bij volken met verschillende overtuigingen en culturen ontstaan soms spanningen die oplopen en die als gevolg van sterke emoties die ermee gepaard gaan, uitlopen op gewelddadige conflicten. Wie in naam van de eigen godsdienstige overtuiging toevlucht neemt tot geweld gaat lijnrecht in tegen wat de grote godsdiensten leren. Zoals de verschillende religieuze leiders het heel wat keren herhaald hebben, zeg ook ik opnieuw, dat het gebruik van geweld nooit op godsdienstige gronden gerechtvaardigd kan worden en dat het nooit de groei van authentieke godsdienstigheid kan bevorderen.