Z. Paus Pius IX - 8 december 1854
Wij derhalve die tot onze bijzondere zielsvreugde van dit alles kennis droegen, en het in ernstige overweging hielden, zo ras wij in onze onwaardigheid door het verborgen raadsbesluit van Gods Voorzienigheid tot deze verheven zetel van Petrus verheven waren, en het bestuur van de gehele Kerk in handen genomen hadden, wij schatten niets hoger dan het geluk van overeenkomstig de hoge eerbied, de liefde en de kinderzin die wij aan Gods heilige Moeder de Maagd Maria van onze tederste leeftijd af hebben toegedragen, al datgene te verrichten hetwelk ter vermeerdering van de eer van de allerzaligste Maagd en ter opluistering van haar voorrecht, door de Kerk nog kon gewenst worden.
Doch alles met het rijpste overleg willende behandelen, hebben wij vooraf eerst een bijzondere congregatie ingesteld bestaande uit enige van onze eerwaardige broederen kardinalen van de heilige Roomse Kerk, mannen door godsdienstigheid, beradenheid en godgeleerde kunde beroemd, en zijn door ons, zo uit de seculiere als reguliere geestelijkheid enige uitstekende theologen gekozen, aan welke gezamenlijk de last is opgedragen, om al wat tot de Onbevlekte Ontvangenis van de H. Maagd betrekkelijk is nauwkeurig te onderzoeken, en daarna hun eigen gevoelen aan ons bekend te maken.
En ofschoon uit de verzoeken bij ons ingekomen, en strekkende, dat toch eindelijk de Onbevlekte Ontvangenis van de H. Maagd mocht worden uitgesproken, de gezindheid van de meeste kerkoversten ons wel bekend was, zo hebben wij echter van Gaëta onder dagtekening van den 2de februari 1849 nog aan al onze eerwaardige broederen, kerkoversten van de ganse Katholieke wereld een Z. Paus Pius IX - Encycliek
Ubi Primum
Over de Onbevlekte Ontvangenis - rondvraag over acceptatie als dogma (2 februari 1849) gezonden, met uitnodiging dat zij, na hunne gebeden voor God gestort te hebben, ons schriftelijk zouden kenbaar maken, en de graad van de genegenheid en devotie van hun onderhorige gelovigen, voor de Onbevlekte Ontvangenis van de H. Moeder Gods, en bijzonder hun eigen gevoelen of wens betreffende bepaaldelijk de uitspraak; opdat wij zodoende op de plechtigst mogelijke wijze ons hoogste oordeel zouden doen vernemen.