Z. Paus Pius IX - 8 december 1854
INEFFABILIS DEUS Dogmaverklaring van Maria, Onbevlekt Ontvangen |
|||
► | De natuur voegde zich bij de Onbevlekte naar de genade; het vlees werd uit Adam genomen, doch nam de smetten niet op |
Hierbij komen nog die opmerkelijke uitdrukkingen, waarbij zij sprekende over de Ontvangenis van de H. Maagd verklaren, dat hierbij de natuur zich naar de genade gevoegd heeft, en als sidderende haar loop niet dorst vervolgen; want niet eerder zou de H. Moedermaagd door Anna ontvangen worden voor dat de genade hare vrucht baarde, vermits als eerstgeborene behoorde ontvangen te worden degene, uit welke de eerstgeborene van alle schepsel ontvangen worden moest. Zij verklaren dat het vlees van de Maagd uit Adam genomen is, maar de smetten van Adam niet heeft opgenomen, en dat alzo de H. Maagd is een tent door God geschapen, door de Heilige Geest geformeerd - een tent van onvervalst purperdoek, hetwelk een andere Beseleël Vgl. Ex. 31, 2 met goud en verscheidenheid van kleuren gestikt en gespannen heeft; en dat zij is en terecht gevierd wordt als een die een eerst eigen werk Gods is, die voor de vurige pijlen van de boze gedekt was, en die in een schone natuur en zonder enige smet als een ter allerzijde gloeiende dageraad ter wereld is ingetreden bij haar Onbevlekte Ontvangenis. Het voegde immers niet, dat dit uitverkoren vat de schennissen leed aan anderen algemeen overkomend, omdat zij van alle anderen wijd verschillend, wel deelt in de menselijke natuur doch geenszins in de schuld; het voegde daarentegen alleszins dat de eniggeborene, gelijk Hij in den hemel een Vader had die de serafijnen als de driewerf Heilige loven, zo ook op aarde ene Moeder had, die van de glans van de heiligheid nimmer verstoken geweest is.
En deze leer had geest en gemoed van de oude Vaderen zo zeer doordrongen, dat bij hen een zonderlinge en waarlijk bevreemdende wijze van zich uit te drukken in zwang gekomen is, zodat zij van de Moeder Gods vaak zeggen, dat zij is onbevlekt en alleszins onbevlekt, onschuldig en de onschuldigste, onbezoedeld en van alle kanten onbezoedeld, heilig en aan alle onreinheid van de zonde vreemd, geheel zuiver, geheel ongeschonden, zo goed als de zuiverheid en de onschuld in eigen gestalte schoner nog dan de schoonheid, behagelijker dan de behagelijkheid, heiliger dan de heiligheid, en de enig heilige, de reinste van ziel en van lichaam die alle ongeschondenheid en maagdelijkheid overtreft, en die enig en alleen in haar geheel geworden is een verblijf voor al de genaden van de Heilige Geest, en die boven alles, God alleen uitgenomen, verheven is en van nature schoner, waardiger en heiliger dan de cherubijnen en serafijnen en heel het engelenheer, en die de tongen van aardbewoners en hemelingen niet in staat zijn naar verdienste te loven. En het is een ieder bekend, dat deze wijze van spreken in de gewijde liturgie als vanzelf is overgegaan, en daarin overal voorkomt en heersende is, aangezien de Moeder Gods daar aangeroepen en geprezen wordt als enige ongeschonden duif van schoonheid, als roos van immer vollen bloei, en als van allen kant de zuiverste, en de immer onbevlekte en altijd gelukzalige, en gevierd wordt als de onschuld die nimmer is geschonden, en als de tweede Eva welke de Emmanuel heeft gebaard.