Z. Paus Pius IX - 8 december 1854
INEFFABILIS DEUS Dogmaverklaring van Maria, Onbevlekt Ontvangen |
|||
► | Paus Alexander VII getuigt |
"Overwegende dat de heilige Roomse Kerk plechtig feest viert wegens de Ontvangenis van de altijd ongeschondene Maagd Maria, en vroeger een afzonderlijk en eigen officie daarvoor heeft samengesteld volgens de vrome en lofwaardige verordening welke destijds van onze voorganger Sixtus IV is uitgegaan, en wensende aan die vrome en devote zin en aan het feest en aan de verering die ten gevolge bewezen en in de Roomse Kerk sinds de instelling van de verering onveranderd gebleven, naar het voorbeeld van de Roomse pausen onze voorgangers gunstig te wezen, alsmede die vrome en devote zin om de allerzaligste Maagd, als die door de voorkomende genade van de Heilige Geest van de erfzonde vrij werd bewaard te vereren en te vieren in bescherming te nemen; wensende vervolgens in de kudde van Christus door het stillen van twist en belediging en het wegruimen van ergernissen, de eenheid van den geest in de band van de vrede te bewaren; zo is het dat wij, op de aandrang en de beden van voormelde bisschoppen met de kapittels hunner kerken, en van den koning Philips en zijne onderhorige rijken, de constituties en decreten welke door de Roomse pausen onze voorgangers, en in het bijzonder door Sixtus IV Paus Sixtus IV, Bul, Over het vieren van het feest van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria, Cum praeexcelsa (27 feb 1477) Paus Sixtus IV, Constitutie, Over de Onbevlekte Ontvangenis van Maria, Grave Nimis (8 sept 1483), Paulus V Paus Paulus V, Sanctissimus (12 sept 1617) en Gregorius XV Paus Gregorius XV, Sanctissimus (4 juni 1622) ten gunste van het gevoelen dat de ziel van de zalige Maagd Maria bij haar schepping en instorting in het lichaam met de genade van de Heilige Geest begiftigd en van de erfzonde vrij bewaard is, alsmede ten gunste van het feest en van de verering van de Ontvangenis van de Maagd en Moeder Gods, ten gevolge van dat vrome gevoelen, zoals boven gezegd is, bewezen wordende, uitgevaardigd zijn, bij deze vernieuwen, en onder bedreiging van de censuren en straffen bij die constituties bepaald, gelasten te onderhouden." Vgl. Paus Alexander VII, Constitutie, Sollicitudo Omnium Ecclesiarum (8 dec 1661), 1
En bovendien is het onze wil, dat een ieder en allen die in het vervolg nog voornoemde constituties of decreten op een wijze zullen uitleggen, dat zij daarvan een middel maken om de begunstiging van gemelde mening of, van het feest of van de verering die in gevolge van de mening bewezen wordt te niet te doen, of die zich vermeten mochten de mening zelve of het feest of de verering te betwisten, of tegen dezelve op enige wijze rechtstreeks of van terzijde of onder enig voorwendsel zelf van onderzoek naar de beslisbaarheid of van aantekening tot, of uitlegging van de Heilige Schrift of van de heilige Vaders of van de kerkleraren, in één woord, onder welk voorwendsel of ter welke gelegenheid ook, het zij bij geschrifte of mondelings te spreken, te preken, te verhandelen, te redetwisten, wanneer maar tegen mening, feest of verering iets wordt uitgesproken of beweerd of geargumenteerd en de tegenredenen zonder oplossing blijven of op enige andere wijze die hier niet kan voorzien worden wordt geredekaveld, boven en behalve de straffen en censuren bij de constituties van Sixtus IV vastgesteld, aan welke wij willen dat zij onderworpen zijn en wij hen onderwerpen bij deze, door het gepleegde zelve en zonder nadere verklaring zullen verstoken zijn van machtiging tot preken, tot het houden van openbare lezingen of het geven van onderwijs en verklaringen, en bij alle verkiezingen van kiesrecht en verkiesbaarheid; alsmede dat de onbevoegdheid tot prediking, openbare lezing, onderwijsgeving en het geven van verklaringen ipso facto en zonder nadere verklaring een immerdurende wezen zal; en dat zij van deze straffen niet zullen kunnen vrijgesproken of daarvan door dispensatie ontheven worden dan door ons zelf of door onze opvolgers de Roomsche pausen; alsmede nog dat zij aan andere straffen, naar goedvinden van ons, en van onze opvolgers de Roomsche pausen te bepalen zullen onderworpen zijn, gelijk wij hen daaraan bij deze onderworpen, vernieuwende wij ten dien einde bovengenoemde constituties of decreten van Paulus V en van Gregorius XV.Vgl. Paus Alexander VII, Constitutie, Sollicitudo Omnium Ecclesiarum (8 dec 1661), 2
En wat boeken betreft, bijaldien daarin meergemelde mening, feest of verering uit de mening ontsproten, in twijfel wordt getrokken, of tegen mening, feest of verering iets geschreven of te lezen is; of bijaldien daarin uitdrukkingen, preken, verhandelingen, of redeneringen er tegen voorkomen; zo zij na genoemd decreet van Paulus V zijn uitgegeven of hierna op welke wijze ook uitgegeven werden; zo verbieden wij dezelve onder de straffen en censuren bij de index van de verboden boeken bepaald, en willen en gelasten, dat zij ipso facto en zonder nadere verklaring, zo goed als bij name verboden zullen gehouden worden." Vgl. Paus Alexander VII, Constitutie, Sollicitudo Omnium Ecclesiarum (8 dec 1661), 3