Z. Paus Pius IX - 8 december 1854
INEFFABILIS DEUS Dogmaverklaring van Maria, Onbevlekt Ontvangen |
|||
► | Het voorwerp van de viering en de leer werden steeds voor ogen gehouden |
Doch daar al wat tot de eredienst behoort door den meest innerlijke band verbonden is met het voorwerp zelf van die dienst, en het eerstgenoemde niet hecht en vast wezen, kan zo lang het laatste onzeker en niet bepaald is, zo hebben onze voorgangers de Roomse pausen die aan de uitbreiding van de eredienst van de Ontvangenis al hun zorg gewijd hebben, ten vlijtigste tevens zich bemoeid om het voorwerp er van en de leer duidelijk in het licht te stellen en in te prenten. Heilig Officie, Over de dwalingen van Antonio Rosmini-Serbati, Post Obitum (14 dec 1887). Dit is de constante zorg van Pausen geweest, zoals ook de veroordeling van een stelling van Antonio Rosmini-Serbati aantoond. De 34e veroordeling betreft: "Ad praeservandam B. V. Mariam a labe originis, satis erat, ut incorruptum maneret minimum sesmen in homine, neglectum forte ab ipso demone, e quo incorrupto semine de generatione in generationem transfuso, suo tempore oriretur Virgo Maria." Met duidelijke woorden en onverholen hebben zij geleerd, dat het feest was, feest van de Ontvangenis van de H. Maagd, en de mening dergenen welke dachten en beweerden, dat niet eigenlijk de Ontvangenis maar de heiliging gevierd werd, als vals en met de bedoeling van de Kerk strijdig veroordeeld. Niet toegeeflijker hebben zij zich willen betonen jegens diegenen, welke ter verzwakking van de leer van de Onbevlektheid van de Ontvangenis een onderscheiding maakten tussen het eerste moment van die Ontvangenis en een later ogenblik, en beweerden dat, ja, wel de Ontvangenis gevierd werd, maar niet die van het allereerste ogenblik: want juist hebben onze voorgangers toen zich als plicht gerekend daartegen ijverig op te komen en vol te houden, dat zo wel als het feest was voor de Ontvangenis van de allerzaligste Maagd, zo ook die Ontvangenis vanaf haar eerste moment het eigenlijke voorwerp is dat daarbij vereerd wordt. Van daar deze afdoende woorden, waarmede onze voorganger Alexander VII de ware bedoeling van de Kerk heeft verklaard, "Het is een wel oude piëteit van de gelovigen jegens de allerzaligste Moedermaagd Maria, dat zij het er voor houden, dat haar ziel in vanaf het eerste ogenblik van haar schepping en haar instorting in het lichaam, door een bijzondere genade en bevoorrechting Gods, om de verdiensten van Jezus Christus, haar Zoon de Verlosser van het mensdom, van de smet van de erfzonde vrij bewaard is, en dat zij in deze zin het feest van hare Ontvangenis plechtig houden en vieren". Paus Alexander VII, Constitutie, Sollicitudo Omnium Ecclesiarum (8 dec 1661)