H. Paus Pius X - 29 juni 1914
Geen enkele oprechte katholiek heeft gedurfd de volgende uitspraak van de Engelachtige Leraar in twijfel te trekken: “De regeling van de studie behoort voornamelijk tot het gezag van de Heilige Stoel, waardoor de universele Kerk wordt bestuurd en die voorziet in de oprichting van een studium generale”. H. Thomas van Aquino, Contra impugnantes Dei cultum et religionem. III
Wij hebben deze grote taak van ons ambt elders waargenomen en in het bijzonder op 1 september 1910, toen in de brief H. Paus Pius X - Motu Proprio
Sacrorum antistitum
Anti-modernisteneed te zweren door alle priesters, biechtvaders, predikers, religieuze oversten en professoren van filosofisch-theologische seminaries
(1 september 1910), gericht aan alle bisschoppen en oversten van religieuze ordes, wiens taak het is jonge mannen tot de heilige wijdingen op te voeden, Wij hen allereerst aanraadden: “Wat de studies betreft, willen Wij en verordenen Wij uitdrukkelijk dat de scholastieke wijsbegeerte beschouwd wordt als het fundament van de gewijde studies ... De hoofdzaak betreffende de scholastieke wijsbegeerte die wij voorschrijven als te volgen wijsbegeerte is dat wij hier voornamelijk onder verstaan de wijsbegeerte die door de Heilige Thomas van Aquino is overgeleverd. Wij willen dat al hetgeen hieromtrent door Onze Voorganger is verordend volledig van kracht blijft en, waar nodig, vernieuwen en bevestigen en bevelen dat dit strikt nageleefd wordt door alle betrokkenen. Laten de Bisschoppen aanmanen en vereisen dat dit in de toekomst wordt nageleefd in alle seminaries waar dit moge verwaarloosd zijn. Hetzelfde geldt voor de oversten van de religieuze ordes.”
Echter, aangezien het woord dat Wij in deze brief gebruikten omtrent het volgen van de wijsbegeerte van de Aquinaat “voornamelijk” en niet “enig” was, hebben sommigen bij zichzelf gedacht dat zij Onze wil naleefden of zeker niet weerspraken, indien zij één of andere scholastieke leraar in de wijsbegeerte zouden overdragen en zonder onderscheid zouden volgen, alhoewel deze wijsbegeerte in strijd is met de principes van Sint Thomas. Hierin hebben zij zich ten zeerste vergist. Het is duidelijk dat, toen wij Thomas als voornaamste gids voor onze scholastieke wijsbegeerte aangeduid hebben, Wij wilden dat dit begrepen werd als met name verwijzend naar de principes waarop deze wijsbegeerte als haar fundament steunt. De mening van enkele oude auteurs, die menen dat het van geen belang is voor de waarheid van het geloof wat men denkt over de schepping, zolang de opvatting over God maar juist is, dient verworpen te worden omdat een dwaling omtrent de natuur van de dingen leidt tot een valse kennis van God. Op gelijkaardige wijze dienen de wijsgerige principes van de Aquinaat als heilig en onschendbaar gevolgd te worden omdat zij leiden naar de wetenschap van de geschapen dingen die het meest overeenstemt met het geloof H. Thomas van Aquino, Summa Contra Gentiles. II, c. 2-3; zij leiden naar de weerlegging van de dwalingen van alle tijden en stellen duidelijk in staat om te onderscheiden wat aan God en enkel aan God dient toegeschreven te worden. H. Thomas van Aquino, Summa Contra Gentiles. II, c. 3 H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. I, q. 12, a. 4 H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. I q. 54, a. 1 Op wonderlijke wijze illustreren deze principes de diversiteit en analogie tussen God en zijn werken, een diversiteit en analogie die door het Vierde Lateraans Concilie als volgt is uitgedrukt: “Want tussen Schepper en schepsel kan men niet zo grote gelijkheid vaststellen, dat tussen hen geen nog grotere ongelijkheid vast te stellen zou zijn.”. 4e Concilie van Lateranen, Hfd 2. Over de dwalingen van abt Joachim de Fiore, Caput 2. De errore Abbatis Ioachim (11 nov 1215), 4 H. Thomas van Aquino, De scientia Dei. art. 11 Overigens is het ook zo dat de principes van Thomas, algemeen en als geheel beschouwd, niets bevatten dan dat wat de meest eerbiedwaardige filosofen en Kerkleraren, na meditatie en argumentatie, ontdekt hebben omtrent de menselijke kennis, de natuur van God en de geschapen dingen, de morele orde en het uiteindelijke doel van het leven dat dient nagestreefd te worden.
Echter, voor een meer diepgaand inzicht in deze discipline, zoals deze dient bestudeerd te worden in de universiteiten en de grote athenea en in alle seminaries en instituten die de volmacht ontvangen hebben academische graden te verlenen, is het van het grootste belang dat de oude gewoonte, die nooit had mogen opgegeven zijn, weer teruggehaald wordt, nl. onderricht over de tekst zelf van de H. Thomas van Aquino
Summa Theologiae (). Dit ook omdat de commentaar op dit werk het makkelijker zal maken de plechtige decreten van de Kerk en de handelingen die daaropvolgend verricht zijn te begrijpen. Immers, na het zalige overlijden van de heilige Leraar is er door de Kerk geen Concilie gehouden waarin hij niet met de rijkdom van zijn leer aanwezig was. De ervaring van zo vele eeuwen heeft geleerd en elk dag maakt meer en meer duidelijk de waarheid van wat Onze Voorganger Johannes XXII heeft beweerd: “Méér dan alle andere Leraren heeft hij de Kerk verlicht; uit zijn werken kan een mens meer voordeel halen in één jaar, dan uit de levenslange studie van de leer van anderen”. Paus Johannes XXII, Alloc. Hab. In Consistorio (1 jan 1318) De heilige Pius V heeft dit bevestigd toen hij het feest van Sint-Thomas als Leraar voor de gehele Kerk instelde: “Maar omdat, dankzij de voorzienigheid van de almachtige God, de kracht en de waarheid van de leer van de Angelachtige Leraar, sinds zijn opname onder de hemelse burgers, vele latere ketterijen in verwarring heeft gebracht, weerlegd en verstrooid heeft, zoals zo vaak in het verleden en ook onlangs in de heilige decreten van het Concilie van Trente is duidelijk geworden, daarom bepalen Wij dat de gedachtenis van hem, door wiens verdiensten de wereld dagelijks bevrijd wordt van verderfelijke dwalingen, méér dan ooit voorheen dient gevierd te worden met gevoelens van dankbare en vrome devotie.” H. Paus Pius V, Bul, Mirabilis Deus (11 apr 1567) En onder de vele andere schitterende lofbetuigingen van Onze Voorgangers, behagen Ons de woorden van Benedictus XIV, die de eerbetuigingen over alle geschriften van Thomas, in het bijzonder over de H. Thomas van Aquino
Summa Theologiae (), samenvatten: “Verscheidene pausen, Onze Voorgangers, hebben een schitterend getuigenis afgelegd over zijn leer. Ook Wij hebben in de boeken die Wij hebben geschreven over verscheidene argumenten, na zorgvuldig de stelling van de Engelachtige Leraar onderzocht en beschouwd te hebben, altijd zijn leer met bewondering en vreugde aangehangen en onderschreven; en Wij belijden openlijk dat wat voor goeds er te vinden is in deze boeken volstrekt niet aan Ons dient toegeschreven te worden, maar geheel en al aan deze leraar.” Acta Cap. Gen. O.P., vol. IX, p. 196
Dit is al een lofwaardig gebruik in vele instituten; dit is het ook wat de zeer wijze stichters van de Religieuze Ordes, met de hartelijke goedkeuring van Onze Voorgangers, wilden dat zou gebeuren in hun studiehuizen. Tevens namen de heilige mannen die na Thomas kwamen, niemand tot hun hoogste leraar inzake de leer tenzij Thomas. Op deze wijze, en niet anders, zal niet enkel de theologie weer de oude glorie verkrijgen maar alle gewijde disciplines zullen hun orde en waarde terugkrijgen en alles wat behoort tot het inzicht en het verstand zal in zekere zin opnieuw tot bloei komen.
Daarom zal in de toekomst aan geen enkel instituut de volmacht gegeven worden om in de gewijde theologie academische graden te verlenen tenzij Onze voorschriften onberispelijk nageleefd worden. Tevens zullen de instituten of de faculteiten van ordes en reguliere congregaties, die al legitiem de volmacht tot het verstrekken van theologische graden of gelijkaardige documenten bezitten, - zelfs binnen de grenzen van hun huizen -, beroofd worden van deze volmacht en beschouwd worden als beroofd van deze volmacht, indien zij na drie jaar niet religieus gehoorzaamd hebben, om welke reden dan ook, zelfs indien deze reden nauwelijks vrijwillig is, aan Onze voorschriften.
Dit bepalen Wij, ongeacht welke tegengestelde bepalingen ook.
Gegeven te Rome bij Sint Pieter, 29 juni 1914, in het elfde jaar van Ons Pontificaat.
Pius PP. X