H. Paus Johannes Paulus II - 28 maart 2004
Met vreugde en genegenheid schrijf ik u bij gelegenheid van Witte Donderdag en zet daarmee de traditie voort die ik vanaf mijn eerste Paasfeest als Bisschop van Rome, 25 jaar geleden, begonnen ben. Deze jaarlijkse brief, die vanwege de algemene deelname aan het priesterschap van Christus een bijzonder broederlijk karakter bezit, staat in de liturgische context van deze heilige dag, die door twee belangrijke riten gekenmerkt wordt: de Chrisma-mis 's morgens en de liturgie in Cena Domini in de avond.
Ik denk aan u allen, die verzameld zijt rond uw Bisschop in de kathedraal van uw Bisdom, om uw verklaring bereid te zijn tot de priesterlijke dienst, te vernieuwen. Deze indrukwekkende ritus volgt op de wijding van de heilige oliën, vooral die van Chrisma, en past in de viering, die het beeld van de Kerk, het priesterlijke volk, naar voren brengt. Het volk is door de Sacramenten geheiligd en uitgezonden geworden om de welriekende geuren van Christus, de Verlosser Vgl. 2 Kor. 2, 14-16 in de wereld te verbreiden. Wanneer het einde van de dag nadert, zie ik u de zaal van het Laatste Avondmaal binnentreden om het Paas-triduüm te beginnen. Iedere Witte Donderdag nodigt Jezus ons uit, om juist in deze "bovenzaal" (Lc. 22, 12) terug te keren. Juist daar kom ik graag met u, geliefde broeders in het priesterambt, tezamen. Tijdens het Laatste Avondmaal zijn wij als priester geboren geworden: Daarom is het goed en juist, dat wij ons in de zaal van het Laatste Avondmaal ontmoeten, om vol dankbaarheid de gedachtenis van de hoge opdracht, die ons verbindt, met elkaar te delen.
Wij zijn uit de Eucharistie geboren. Wat wij van de hele Kerk zeggen, namelijk dat zij leeft van de Eucharistie ("Ecclesia de Eucharistia vivit") - hetgeen ik in de laatste encycliek heb willen bekrachtigen - kunnen we ook van het priesterambt zeggen. Dat komt voort, leeft en is werkzaam en vruchtbaar vanuit de Eucharistie. "Zonder priesterschap is er geen Eucharistie, en zonder Eucharistie is er geen priesterschap."
Het gewijde priesterambt kan nooit tot het louter functionele aspect worden teruggebracht, omdat het tot het bestaansniveau behoort. Het stelt de priester in staat te handelen in persona Christi. Het vindt zijn hoogtepunt op het moment dat hij, door de handelingen en woorden van Jezus bij het Laatste Avondmaal te herhalen, het brood en de wijn consacreert.
Tegenover deze buitengewone realiteit staan wij met verbazing en bewondering. Zo groot is de zelfverloochenende nederigheid waarmee God zich met de mens heeft willen verbinden! Als wij al ontroerd voor de kribbe staan bij de overweging van de Menswording van het Woord, wat moeten we dan wel voelen voor het altaar waarop Christus door de armzalige handen van de priester zijn offer in de tijd tegenwoordig stelt? We kunnen dan slechts de knie buigen en in stilte dit hoogste geloofsgeheim aanbidden.
"Mysterium fidei" verkondigt de priester na de consecratie. De Eucharistie is een geloofsgeheim. Dientengevolge is echter ook het priesterschap zelf een geloofsgeheim. Hetzelfde geheim van heiliging en liefde - een werk van de heilige Geest, waardoor brood en wijn tot Lichaam en Bloed van Christus worden - voltrekt zich ook in de persoon van de priester op het moment van zijn wijding. Daarom bestaat er een specifieke samenhang tussen de Eucharistie en het priesterschap die terugvoert naar de zaal van het Laatste Avondmaal. Het gaat om twee sacramenten, tezamen geboren en waarvan de bestemming onverbreekbaar is tot het einde van de wereld.
Hier komen we bij het punt dat ik de "apostoliciteit van de Eucharistie" heb genoemd. Het sacrament van de Eucharistie, net als dat van de Verzoening, werd door Christus toevertrouwd aan de apostelen en door hen en hun opvolgers van generatie op generatie doorgegeven. Aan het begin van zijn openbare leven riep de Messias de twaalf met de bedoeling dat ze Hem zouden vergezellen en uitgezonden zouden worden, en stelde hen aan Vgl. Mc. 3,14-15 .
Bij het Laatste Avondmaal bereikte het 'Jezus vergezellen' voor de apostelen zijn hoogtepunt. In de viering van het paasmaal en door de instelling van de Eucharistie voltooide de goddelijke Leraar hun roeping. Met de woorden "doet dit tot mijn gedachtenis" bezegelde Hij hun zending met de Eucharistie en gaf hun de opdracht deze heilige handeling voort te zetten, waarbij hij de discipelen in de sacramentele gemeenschap met zich verbond.
Terwijl Hij de woorden "Doet dit ..." uitsprak, richtten zijn gedachten zich op de opvolgers van de apostelen. Op diegenen die hun zending moesten voortzetten om de Levensspijs tot aan de uiterste grenzen der aarde uit te delen. Zo zijn in de zaal van het Laatste Avondmaal in zekere zin ook wij persoonlijk, ieder afzonderlijk, "in broederlijke liefde" geroepen, geliefde broeders in het priesterambt, om uit de heilige en eerbiedwaardige handen van de Heer het Eucharistische Brood te ontvangen, dat voor het op de paden van de tijd pelgrimerende volk van God tot spijs gebroken wordt.
De Eucharistie, evenals het priesterschap, is een gave van God, "die op radicale wijze uitstijgt boven de volmacht van de gemeente" en die zij "door de op de apostelen teruggaande opvolging van de bisschoppen ontvangt". Het Tweede Vaticaans Concilie leert, dat "de ambtspriester - door de gewijde macht waarover hij beschikt - in de persoon van Christus het eucharistisch offer voltrekt en het in naam van geheel het volk opdraagt aan God". Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 10 De gemeenschap van gelovigen - één in het geloof en in de Geest en rijk aan veelvuldige gaven, ook al vormt zij de plaats waar Christus "altijd bij zijn Kerk aanwezig is, vooral in de liturgische handelingen" - kan noch alleen de Eucharistie 'maken', noch zichzelf een gewijde priester 'geven'.
Geheel terecht zegt het christelijke volk dan ook enerzijds dank aan God voor de gave van de Eucharistie, en bidt anderzijds zonder ophouden dat de Kerk nooit zonder priesters zal zijn. Het aantal priesters is nooit genoeg om aan de groeiende eisen van evangelisatie en zielzorg tegemoet te komen. In enkele delen van de wereld wordt het priestertekort steeds nijpender, nu tegenwoordig het aantal priesters kleiner wordt zonder voldoende aanwas vanuit de jongere generatie. Elders heerst, God zij dank, een veelbelovende lente van roepingen. Daarenboven groeit bij het godsvolk het bewustzijn dat men voor priester- en kloosterroepingen moet bidden en actief werkzaam zijn.
Inderdaad zijn roepingen een gave van God, waarvoor we onophoudelijk moeten bidden. Als we de oproep van Jezus volgen, moeten we vooral de Heer van de oogst vragen om arbeiders in te zetten voor zijn oogst Vgl. Mt. 9, 38 . Het gebed, verrijkt door het stille offer van het lijden, is hierbij het eerste en meest werkzame middel van het roepingenpastoraat. Bidden betekent de blik vast op Christus richten en erop vertrouwen dat - door Hem zelf, de enige hogepriester, en vanuit zijn goddelijk offer door de werken van de heilige Geest - in overvloedige mate de in elke tijd voor het leven en de zending van de Kerk benodigde roepingen zullen ontkiemen.
Blijven wij in de bovenzaal en zien wij naar de Verlosser, hoe Hij bij het laatste Avondmaal de Eucharistie en het priesterschap heeft ingesteld. In deze heilige nacht heeft Hij iedere afzonderlijke priester van alle tijden bij naam geroepen. Zijn blik vestigt zich op elk van hen. Het is een liefdevolle en aandachtige blik, zoals die ook rustte op Simon en Andreas, op Jakobus en Johannes, op Natanaël onder de vijgenboom en op Matteüs die bij het tolhuisje zat. Zo heeft Jezus ook ons geroepen en langs allerlei wegen gaat Hij door met vele anderen in zijn dienst te nemen.
Vanuit de avondmaalszaal wordt Jezus niet moe mensen te zoeken en te roepen: hier liggen de oorsprong en niet aflatende bron van een echt roepingenpastoraat voor het priesterschap. Daarvoor voelen wij ons, broeders, als eerste verantwoordelijk. Laten we bereid zijn diegenen bij te staan, die Hij voor zijn priesterschap heeft voorzien, opdat zij edelmoedig aan zijn roeping gevolg geven.
Allereerst en meer dan ieder ander roepingeninitiatief is onze persoonlijke trouw onmisbaar. Inderdaad komt het op onze Christusbinding aan, op onze liefde voor de Eucharistie, op de vurigheid waarmee wij deze vieren, op de eerbied waarmee we haar aanbidden en op de ijver waarmee wij haar toedienen aan de broeders en zusters, in het bijzonder de zieken. Jezus Christus, de Hogepriester, gaat door met persoonlijk arbeiders in zijn wijngaard te roepen. Toch heeft Hij vanaf het begin daartoe aangewezen willen zijn op onze actieve medewerking. Priesters die van de ware liefde voor de Eucharistie vervuld zijn, kunnen op de jeugd "eucharistische verwondering" overbrengen die ik met de Encycliek H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Ecclesia de Eucharistia
De Kerk leeft van de Eucharistie
(17 april 2003) opnieuw heb willen wekken. Over het algemeen zijn het juist zulke priesters die jonge mensen voor de weg naar het priesterschap enthousiast maken, wat misschien ook de geschiedenis van onze eigen roeping laat zien.
Met name in dit licht vraag ik u, dierbare broeders in het priesterambt, de zorg voor de misdienaars naast andere initiatieven de voorkeur te geven. Deze vormen zogezegd een 'kweekplaats' voor priesterroepingen. Als de misdienaargroep in de parochie door u goed geleid en begeleid wordt, kan zij een echte weg van christelijke groei gaan en in zekere zin een pre-seminarie vormen. Leer de parochiegemeenschap, die als het ware het gezin der gezinnen is, in de misdienaars hun kinderen te zien die "als jonge olijfbomen geschaard rond de tafel" van Christus, van het Brood des Levens, verzameld zijn Vgl. Ps. 128,3 .
U begeleidt de misdienaars met zorgzame ijver door gebruik te maken van de medewerking van de gezinnen die daarvoor het meest openstaan. Opdat iedere misdienaar door de dienst van het altaar Jezus Christus de Heer steeds meer leert liefhebben. Opdat hij Hem herkent in de Eucharistie als werkelijk tegenwoordig, en de schoonheid van de liturgie gaat ontdekken! Alle initiatieven voor misdienaars op diocesaan niveau of in zielzorgeenheden verdienen aanmoediging en ondersteuning, waarbij met de verschillende leeftijdsgroepen rekening gehouden moet worden. In de jaren van mijn bisschoppelijke dienst in Krakau kon ik zien hoe nuttig de inzet voor hun menselijke, geestelijke en liturgische vorming is. Als kinderen en jongeren de dienst van het altaar met vreugde en enthousiasme doen, geven zij hun leeftijdgenoten een duidelijk getuigenis van de betekenis en schoonheid van de Eucharistie. Dankzij het voor hun leeftijd zo kenmerkende sterke voorstellingsvermogen, en met behulp van de uitleg en voorbeelden van de priesters en van hun oudere vrienden, kunnen ook de kleinsten in geloof groeien en enthousiast worden voor de geestelijke werkelijkheid.
Vergeet tenslotte niet, dat u de eerste 'apostelen' van Jezus de Hogepriester bent. Uw getuigenis telt meer dan ieder ander hulpmiddel. In de regelmaat van uw zondagse en doordeweekse Misvieringen komt u de misdienaars tegen. Door uw handen zien zij de Eucharistie 'gebeuren'. Op uw gezicht lezen ze de weerspiegeling van het geheim en in uw hart vermoeden zij de aanroeping van een grotere liefde. Weest hun vader, leraar en getuige van de eucharistische godsvrucht en de Heilige Geest van het leven!
Dierbare broeders in het priesterambt, uw bijzondere opdracht in de Kerk vraagt dat u 'vrienden' van Christus bent, niet aflatend op Hem gericht en leergierig in de school van Maria. Bidt zonder ophouden, zoals de apostel maant Vgl. 1Tes. 5, 17. Nodigt de gelovigen uit om te bidden dat er meer roepingen komen, dat de geroepenen het priesterleven ook volhouden, en dat alle priesters geheiligd worden. Helpt uw gemeentes om steeds meer dat unieke 'geschenk en geheim' van het gewijde priesterschap lief te hebben.
In de gebedssfeer van Witte Donderdag schieten mij enkele aanroepingen van de litanie tot Jezus Christus, priester en offer, te binnen, die ik al vele jaren met grote persoonlijke winst bid:
Iesu, Sacerdos et Victima,
Iesu, Sacerdos qui in novissima Cena formam sacrificii perennis instituisti,
Iesu, Pontifex ex hominibus assumpte,
Iesu, Pontifex pro hominibus constitute,
Iesus, Pontifex qui tradidisti temetipsum Deo oblationem et hostiam, miserere nobis!
Ut pastores secundum cor tuum populo tuo providere digneris,
ut in messem tuam operarios fideles mittere digneris,
ut fideles mysteriorum tuorum dispensatores multiplicare digneris,
Te rogamus, audi nos!
Jezus, priester en slachtoffer,
Jezus, priester die tijdens het Laatste Avondmaal de gedachtenis aan uw Offer hebt ingesteld,
Jezus, hogepriester verkozen onder de mensen,
Jezus, hogepriester aangesteld ten voordele van de mensen,
Jezus, hogepriester die U hebt toevertrouwd aan God als onbevlekte offerande en slachtoffer,
ontferm U over ons!
Opdat het U behage uw volk herders toe te kennen naar uw hart,
Opdat het U behage trouwe arbeiders uit te sturen naar uw oogst,
Opdat het U behage de verbreiders van uw mysteries te vermenigvuldigen,
Luister genadig naar ons!
Ik beveel ieder van u evenals uw dagelijkse dienst aan bij Maria de moeder van de priesters. In het rozenkransgebed laat het vijfde geheim van het licht ons het geschenk van de Eucharistie zien door de ogen van Maria, en ons verbazen over de "liefde tot het uiterste" (Joh. 13, 1) die Jezus in de bovenzaal heeft getoond en over de nederigheid van Zijn tegenwoordigheid in het tabernakel. Moge de heilige Maagd u de genade bereiden dat het in uw handen gelegde geheim nooit louter tot gewoonte wordt. Als u de Heer voortaan dankt voor deze buitengewone gave van Zijn Lichaam en Bloed, zult u uw priesterlijke dienst steeds in trouw kunnen volbrengen.
En moge Gij, Moeder van Jezus Christus de Hogepriester, altijd zorgen voor talrijke en heilige roepingen in de Kerk van trouwe en edelmoedige bedienaren van het altaar.
Dierbare broeders in het priesterambt, ik wens u en uw gemeentes een heilig Paasfeest en geef u allen van harte mijn zegen.
Vanuit het Vaticaan, 28 maart, de vijfde zondag van de Veertigdagentijd in het jaar 2004, het zesentwintigste jaar van mijn pontificaat.Johannes Paulus II