15 april 1993
De exegeten moeten ook de christologische, canonieke en kerkelijke betekenis verklaren van de Bijbelse geschriften.
De christologische betekenis van de Bijbelteksten is niet altijd duidelijk; waar mogelijk, moet zij duidelijk worden gemaakt. Hoewel Christus het Nieuwe Verbond in zijn bloed heeft gesloten, hebben de boeken van het Eerste Verbond hun waarde niet verloren. Opgenomen in de evangelieverkondiging verkrijgen en tonen zij in het “Christusgeheim” (Ef. 3, 4) hun volle betekenis. Zij werpen licht op de vele aspecten van dit geheim, en worden er zelf door verlicht. Want de boeken van het Eerste Verbond waren een voorbereiding van het volk Gods op Zijn komst. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 14-16
Ieder boek van de Bijbel is met een eigen bedoeling geschreven en heeft zijn eigen betekenis. Maar wanneer het deel gaat uitmaken van het canoniek geheel, blijkt het een verder reikende betekenis te hebben. De exegeten moeten dus ook uitleggen wat Augustinus heeft gezegd: “Novum Testamentum in Vetere later, et in Nova Vetus patet”. Vgl. H. Augustinus, Quaestiones in Heptateuchum. 2,73, CSEL 28, III, 3, blz. 141