
15 april 1993
De term ‘vollere betekenis’ (sensus plenior) is van recente datum en is onderwerp van discussie. Zij wordt gedefinieerd als een diepere betekenis van de tekst die door God is gewild maar niet duidelijk door de menselijke schrijver onder woorden is gebracht. Men ontdekt deze betekenis van een Bijbeltekst, wanneer deze wordt bestudeerd in het licht van andere Bijbelteksten waar ze wordt gebruikt, of in het verband dat die tekst heeft met de inwendige ontwikkeling van de openbaring.
Het gaat dus ofwel over de betekenis die een Bijbelse auteur toekent aan een vroegere Bijbeltekst, als hij deze tekst in een zodanige context plaatst dat die tekst een nieuwe letterlijke betekenis krijgt, ofwel over de betekenis die een authentieke leerstellige traditie of een concilie-uitspraak aan een tekst uit de Bijbel toekennen. Bijvoorbeeld, de context van Matteüs 1,23 (Mt. 1, 23) geeft een ‘vollere betekenis’ aan de godsspraak van Jesaja 7,14 (Jes. 7, 14) over de almah die zal ontvangen, door de vertaling te gebruiken van de Septuagint (parthenos): “De maagd zal ontvangen”. De leer van de kerkvaders en de concilies over de Drievuldigheid drukt de ‘vollere betekenis’ uit van de leer van het Nieuwe Testament over God Vader, Zoon en Geest. De definitie van de erfzonde door het Concilie van Trente geeft de ‘vollere betekenis’ van de leer van Paulus in de brief aan de Romeinen 5,12-21 (Rom. 5, 12-21), betreffende de gevolgen van Adams zonde voor de mensheid. Maar als een dergelijk soort controle ontbreekt door middel van een expliciete Bijbeltekst of een authentieke leerstellige traditie - zou een beroep op een zogenaamde ‘vollere betekenis’ kunnen leiden tot subjectieve interpretaties zonder, enige geldigheid.
Samenvattend zou men de ‘vollere betekenis’ kunnen beschouwen als een andere manier om de geestelijke betekenis van een Bijbeltekst aan te duiden in het geval dat de geestelijke betekenis onderscheiden is van de letterlijke betekenis. Het fundament ervan is het feit dat de Geest, de eerste auteur van de Bijbel, de menselijke auteur zó kan leiden in de keuze van zijn spreken dat deze een waarheid uitspreekt waarvan hij zelf niet de hele diepte doorgrondt. Deze diepere betekenis wordt in de loop der tijden vollediger geopenbaard, enerzijds dankzij verdere goddelijke interventies die de betekenis van de teksten duidelijk maken, en anderzijds ook dankzij de opname van de teksten in de Canon van de Schrift. Zo wordt er een nieuwe context gevormd die betekenismogelijkheden doet verschijnen die nog verborgen lagen in de oorspronkelijke context.