
15 april 1993
Uit de gegeven definitie kan men verschillende conclusies afleiden die nauwkeuriger aangeven wat de verhouding is tussen de geestelijke en de letterlijke betekenis:
In tegenstelling tot de gebruikelijke opvatting is er niet per se onderscheid tussen de twee betekenissen. Als een Bijbeltekst rechtstreeks betrekking heeft op het paasgeheim van Christus of op het daaruit voortvloeiende nieuwe leven, is de letterlijke betekenis van die tekst een geestelijke. Dat is in het algemeen het geval in het Nieuwe Testament. Daaruit volgt dat de christelijke exegese meestal spreekt over “geestelijke betekenis”, wanneer het gaat over het Oude Testament. Maar reeds in het Oude Testament is de letterlijke betekenis van de teksten in veel gevallen zowel geestelijk als godsdienstig. Het christelijk geloof ziet daarin een anticiperen op het nieuwe door Christus gebrachte leven.
Als er wel onderscheid is, kan de geestelijke betekenis nooit los worden gezien van de letterlijke betekenis. Deze blijft de onmisbare basis. Anders zou men niet kunnen spreken van de vervulling van de Schriften. Voor vervulling moet & immers continuïteit en conformiteit zijn, en tevens een overgang naar een hoger niveau van de realiteit.