
15 april 1993
Men kan talrijke voorbeelden aanhalen die de noodzaak onderstrepen van samenwerking tussen exegeten en psychologen: om de betekenis duidelijk te maken van de riten van de eredienst, van de offers en verbodsbepalingen; voor de uitleg van de beeldentaal van de Bijbel, en van de overdrachtelijke betekenis van de wonderverhalen; om uit te leggen aan wat voor bronnen apocalyptische visioenen en stemmen hun dramatische kracht ontlenen. De symbooltaal moet niet enkel beschreven worden; de betekenis ervan als openbaring en oproep moet worden verstaan: in die taal treedt de ‘numineuze’ werkelijkheid van God in contact met de mens.
De dialoog tussen exegese en psychologie of psychoanalyse, bedoeld om de Bijbel beter te verstaan, moet kritisch zijn en de grenzen respecteren van ieders discipline. Van een atheïstische psychologie of psychoanalyse kan onmogelijk verwacht worden dat zij geloofsgegevens in hun beschouwingen betrekken. Psychologie en psychoanalyse zijn nuttig om aan te geven hoever de menselijke verantwoordelijkheid gaat, maar ze mogen de realiteit van zonde en heil niet ontkennen. Bovendien moet men er zich voor hoeden spontane religiositeit te verwarren met Bijbelse openbaring. Noch mag men het historisch karakter aantasten van de Bijbelse boodschap, dat juist aan de Bijbel haar uniek karakter verleent.
We moeten bovendien opmerken dat men niet kan spreken van ‘de psychoanalytische exegese’, alsof er maar één bestond. In feite danken we aan verschillende gebieden en scholen van psychologie zeer veel nuttige nieuwe inzichten voor het menselijk en theologisch interpreteren van de Bijbel. Wanneer een bepaald standpunt als het enige juiste wordt voorgesteld is dat voor gezamenlijk vruchtbaar werk niet bevorderlijk maar juist schadelijk.
Sociologie, culturele antropologie en
psychologie zijn niet de enige vormen van menswetenschappen. Andere
disciplines kunnen ook hun nut hebben voor de interpretatie van de Bijbel.
Maar steeds moet men goed voor ogen houden hoever iemands deskundigheid
op een bepaald gebied gaat, en wel beseffen dat maar zelden een en dezelfde
persoon zowel deskundig is op het gebied van de exegese als van een
of andere menswetenschap.